Regisseur/kunstenaar Michaël Bloos en zijn zus Amber Bloos, cultuursocioloog en producent, willen in hun project ‘Universum van de Waanzin’ het tussengebied tussen realiteit en waanzin onderzoeken. Ze doen dat samen met andere artiesten en wetenschappers in hun artistieke projecten, installaties, theaterproducten.

Qua theater gebeurde dat al in Istanbul – bericht van de andere kant, een tekst van Freek Vielen. De zoektocht naar de psychotische vader van theatermaker Michaël Bloos in Istanbul werd hier een queeste naar dat grijze gebied tussen werkelijkheid en waanzin, met in het midden een grote vlek ’theater’.

Dat is nu ook het geval in hun tweede theaterproductie. De tekst Poetic Licence is van Frank Siera. Anders dan in Istanbul heeft het verhaal niet direct te maken met de artiesten van het Universum, maar qua thematiek sluit het wel aan bij hun opzet om dat tussengebied tussen realiteit en waanzin te exploreren.

Het is een theaterstuk, dat ook door andere gezelschappen gespeeld kan worden, met personages die niet uit het leven van de makers gegrepen zijn. Michaël Bloos speelt nu niet zichzelf of een personage, maar regisseert. Ook nu krijgt het anekdotische een universele lading. Deze keer ligt er nog meer dan in Istanbul nadruk op het theateraspect, omdat de twee (drie) personages een theaterstuk schrijven dat ze tegelijkertijd ook brengen, analyseren en becommentariëren.

Het stuk heeft als opdracht, naast een citaat van Shakespeare over gekte, een citaat van Joe Orton: The sane appear as strange to the mad as the mad to the sane. (Een motto dat zeker ook voor Istanbul geldt).

De twee hoofdpersonages zijn Joe (Orton) en Ken (Kenneth Halliwell), die in London in een ‘bedsitter’ wonen. Ze worden in het nawoord beschreven als een koppel. Joe Orton (1933 – 1967) was een acteur die het niet ver schopte, maar later wel als schrijver van zwarte komedies furore maakte. Hij woonde samen met Kenneth Halliwell (1926 – 1967), ook een acteur en schrijver, maar niet succesvol. Kenneth maakte (literaire) collages.

Ik wil zeker zijn dat ze echt bestaan hebben (en niet alleen in een theatertekst) en zoek hun namen op in Wikipedia. Joe Orton wordt besproken, en over Kenneth Halliwell wordt alleen geschreven in het item van Orton. Kenneth, van wie gezegd wordt dat hij aan depressies leed en psychiatrisch behandeld werd, zal Joe met een hamer vermoorden en daarna zelfmoord plegen.

Frank Siera noemt zijn stuk ‘Poetic Licence’, ‘dichterlijke vrijheid’ waarmee, zoals in het nawoord ook vermeld, aangegeven wordt dat de schrijver de ‘objectieve waarheid’ naar eigen artistiek goeddunken aanpast.

Als derde personage is er Edna Welthorpe. Zij is een fictief persona, uitgevonden door Joe en Ken. Onder haar naam schrijven ze brieven naar kranten en tijdschriften om diverse zaken aan te klagen. Een andere practical joke van Joe en Ken is dat ze boeken uit de bibliotheek halen, waarin ze knippen en allerlei obscene prenten plakken. Daarvoor krijgen ze zes maanden gevangenis, maar in het theaterstuk laat Frank Siera Joe Orton zeggen dat die opsluiting de straf is voor hun homoseksuele relatie. Homoseksualiteit werd in de DSM (het Amerikaans standaardwerk voor psychische aandoeningen) van 1952 als een mental disorder gezien ‘en gevaarlijk en onfatsoenlijk en dus verboden’.

Scène 1, die begint met ‘er was een tijd’, is een proloog waarin het tijdskader wordt geschetst. Heel vroeger werden mensen met afwijkend gedrag door keizersnijden genezen en werd toneel als moreel schadelijk beschouwd, in casu voor vrouwen. In de jaren zestig leefde de filosofische term het ‘ding-an-sich’ van Heidegger en was homoseksualiteit verboden. Psychisch anders-zijn, theater, homoseksualiteit, het zijn de drie belangrijke thema’s van deze theatertekst.

Elke volgende scène begint met ‘waar was je?’ door een van de drie personages gesteld of met een variatie daarop. In scène 2 stelt Ken die vraag en is dat het begin van een dialoog tussen Joe en Ken over de begrafenis van de moeder en over de vele neukpartijen die Joe buitenhuis pleegt.

(Joe) je weet toch
dat als ik buiten
met een ander
dat dat niets over jou zegt
(Ken) dat weet ik
(Joe) of over ons.

Het gaat vaak over de kleine ruimte waarin ze verkeren, waarin Ken geluiden meent waar te nemen, waarin ze zich beklemd voelen. Joe raadt Ken regelmatig aan met iemand over zijn ‘stemmen’ te spreken. Leidt de enge ruimte tot hallucinaties? Tot ‘wespen horen’? Tot een psychose?

De twee hebben het over het zijn an sich, en vragen zich af of dat begrip op zich wel kan, ze observeren de kleine gesloten binnenwereld waarin ze zitten en de grote beangstigende buitenwereld. En dan zegt Joe:

ik observeerde en noteerde
en ik heb het Ken
we gaan toneel schrijven
…..
we moeten rigoreuzer en radicaler
als we de wereld niet kunnen veranderen
dan schrijven we er zelf één

Ze hebben het over de collages die Ken op de muur plakt, over hun grappen met bibliotheekboeken, en over Edna, het gefingeerde personage dat tot leven komt. Ze komt uit een collage van de muur. In een brief die ook in het nawoord is opgenomen schrijft Michaël Bloos dat die muur (= Edna) als het ware een ’tussenruimte’ is. ‘Misschien is de psychose an sich ook een tussenruimte. Tussen de ene realiteit en een andere.’

(Joe) ik kan altijd weglopen van de typemachine Ken
jij brengt de tekst tot leven
tot je niet meer weet waar het papier stopt
en het leven begint

De drie personages schrijven, spelen, analyseren een toneelstuk, waarbij de theaterrealiteit uit het gefantaseerde toneelstuk zich mengt met het theater dat op de scène echt gespeeld wordt. Is dit psychotisch? Werelden gaan over in elkaar. Gefantaseerde werkelijkheid en nagespeelde werkelijkheid vermengen zich. In het kwadraat. De personages Joe en Ken zijn, zoals gezegd, gebaseerd op personen die bestaan hebben. Edna is gebaseerd op een door hen gefantaseerde persoon. In het stuk Poetic Licence worden die personen nagespeeld. Daarbovenop creëren ze een nieuw toneelstuk waarin ze zichzelf naspelen.

De scheiding tussen (nagespeelde) werkelijkheid en de in fantasie nagespeelde werkelijkheid wordt daardoor diffuser. De werelden glijden in elkaar over, heel gewoontjes, heel ‘normaal’. Hier zitten we als lezers te lezen over die grote grijze zone tussen realiteit en waanzin. Zoals de ochtend- en avondschemering de grijze tussengebieden zijn tussen dag en nacht. Zijn dit situaties en momenten waarin de ‘werkelijke’ realiteit – heel logisch, heel normaal associatief – glijdt in de realiteit van de waanzin? En dat beide werelden er normaal uitzien, even normaal voor de ‘gezonde’ mens als voor de ‘gekke’ mens?

Scène 4 begint niet met ‘waar was je?’, maar is net als scène 1 (proloog) en scène 13 (epiloog) een beschouwende scène. Het is een cruciale scène over de gelijkenis en de verschillen tussen theater en een psychiatrische inrichting. Ik citeer hier graag de auteur zelf:

in een psychiatrische kliniek
worden drie groepen mensen
van elkaar onderscheiden
de waanzinnigen
de verzorgers
en de bezoekers
voor de eerste groep
zijn de grenzen tussen deze categorieën
onzichtbaar en vooral onlogisch
waarom zou iemand uit de eerste groep
zich niet onder de derde groep
mogen begeven
waarom zou een waanzinnige
niet gewoon met de bezoekers
mee naar buiten mogen
in een toneelvoorstelling
worden ook drie groepen mensenwerelden van elkaar onderscheiden
de personages
de acteurs
en de toeschouwers
je zou de personages kunnen vergelijken
met de waanzinnigen
de acteurs met de verzorgers
en de toeschouwers met de bezoekers
waarom zou iemand uit de eerste groep
zich niet onder de derde groep
mogen begeven
waarom zou een personage
niet gewoon met de toeschouwers
mee naar buiten mogen

Deze passage sluit duidelijk aan bij de ideeën die Wouter Kusters in zijn boeken Pure Waanzin en Filosofie van de Waanzin verkondigt. (‘Mijn doel is te laten zien hoe normaal en verleidelijk het psychotische kan zijn en hoe vreemd het normale soms is.’) Ook Istanbul – bericht van de andere kant is gebaseerd op die inzichten van Kusters. Een psychoot begrijpt de verdelende betekenis van een muur niet, schrijft Kusters, en ook niet waarom er verschillende groepen mensen zijn. Zo zijn de tijden ook niet altijd te scheiden. Herinneringen, beelden en geluiden uit het verleden bestaan nog wel voor de psychoot. Maar, zo schrijft Kusters, de psychoot leeft in drie tijden (verleden, heden, toekomst) tegelijk, alledrie tegelijk in het heden. ‘Omdat dit heden zo overweldigend aanwezig is, kan de psychoot de draad kwijtraken wat betreft de richting van de tijd.’

Zoals in scène 13, de slotbeschouwing als het ware, verwoord wordt:

er was een tijd
dat een personage bedacht door personages
aan de toeschouwers vroeg
naar welk einde hebben we net gekeken
het einde van een leven
van een toneelstuk
of van een ouderwetse opvatting

De geciteerde zinnen maken duidelijk dat de toneeltekst heel helder is. Er staat geen woord te veel, de zinnen zijn kort, er zijn veel – zelf in te vullen – pauzes, er zijn geen leestekens, er zijn geen hoofdletters (naast de namen Joe, Ken, Edna). Zoals de ruimte waarin Joe en Ken wonen een ‘bedsitter’ is, klein en beperkt, zo zijn de zinnen kort met weinig woorden en daardoor direct. Als lezer kom je door de structuur van het stuk, het rustige ritme van de tekst, de niet-geforceerde literaire stijl, heel geleidelijk in de wereld van deze twee personen, en kun je je een voorstelling daarvan maken. Een wereld die je aandacht trekt en houdt, een bizarre wereld die tot reflectie noopt.

Poetic Licence van Frank Siera is uitgegeven door De Nieuwe Toneelbibliotheek (boekje #696). De tekst werd in 2022 voor het eerst opgevoerd in samenwerking met Stichting Nieuwe Helden.