In Poetic licence, het nieuwe deel in zijn cyclus Universum van de Waanzin, duikt Michaël Bloos in het leven van de Britse schrijver Joe Orton en zijn partner Kenneth Halliwell. Halliwell vermoordde de schrijver in 1967 en sloeg vervolgens de hand aan zichzelf. In de geweldige tekst van Frank Siera wordt er een duister spel gespeeld met fictie en realiteit.

‘Er was een tijd waarin de aarde plat was.’ De mysterieuze Edna (Eva Meijering) staat voor een doorzichtig gordijn waarachter een man achter een typemachine te ontwaren is. In haar opsomming van inmiddels door de wetenschap achterhaalde ‘feiten’ komt ze uiteindelijk uit bij de gedachte dat homoseksualiteit tegennatuurlijk is, en daarom bestraft moet worden.

We blijken in het Londen van de jaren zestig te zijn, in het kleine kamertje dat auteur Joe Orton (Dylan Devonald Smith) en zijn vriend Kenneth Halliwell (Steven Ivo) met elkaar delen. Vanwege de mores van de tijd zijn ze hun bestaan niet zeker: in protest tegen de homofobie van de staat schrijven ze verhalen over mannenliefde en queeren ze in de lokale bibliotheek de titels van Shakespeare-klassiekers (‘As You Lick It’, bij voorbeeld). Edna is een van hun creaties: een fictieve columnist en recensent die het debat rond Joe’s werk nog extra aanzwengelt.

Tekstschrijver Frank Siera bouwt het verhaal sterk op, en neemt daarbij weloverwogen risico’s. De eerste paar scènes, waarin Joe en ‘Ken’ aan het publiek worden geïntroduceerd, zijn namelijk dodelijk saai: conventionele dialoogscènes waarin de personages op een vrij archetypische manier worden neergezet (Joe als serieversierder die hele dagen van huis is om zo veel mogelijk seks te hebben en Ken als angstige huismus). Na de veelbelovende intro van Edna begin je te vrezen dat je in een fantasieloze ‘biopic’ terecht bent gekomen.

Dat verandert echter als Edna plotseling voor Kens neus staat. Ze weigert nog langer fictief te zijn en eist haar plek in het leven van Ken en Joe op, als ‘derde personage’. In zijn regie laat Michaël Bloos in het midden of Ken haar hallucineert of haar als alter ego gebruikt, wat nog ambiguër wordt als de aanvankelijk ongelovige Joe haar ook begint te zien. Het spel van Meijering is adembenemend: ze zet Edna neer als een duveltje uit een doosje, een soort kruising tussen Harley Quinn en Brigitte Kaandorp die nooit een blad voor de mond neemt en de mannen onophoudelijk aanspoort om hun fantasie niet door conventie te laten beperken.

Zo wordt langzaam de ware inzet van Poetic licence duidelijk: het is een ode aan de taboedoorbrekende kracht van de verbeelding, die echter nergens de duistere kant van een overgave aan waanzin uit het oog verliest. Je moet als kijker om je eerdere verveling gniffelen als Edna de huiselijke scènes neersabelt als fantasieloos: waarom zou je je als schrijver tot de realiteit beperken? In het toneelstuk dat Joe vervolgens schrijft worden de grenzen steeds verder opgerekt, en grijpen Joe en Ken de tekst aan om uit hun onderlinge rollenpatroon te breken en af te rekenen met hun persoonlijke trauma’s.

Uiteindelijk blijkt het voor Ken te veel. Na een reconstructie van de tragische dood van zijn moeder komt hij in een psychose terecht. Acteur Steven Ivo traceert de geestelijke ineenstorting beeldschoon en virtuoos: voor je ogen speelt zich een hartverscheurende mentale desintegratie af.

Zelfs in het noodlottige einde houden Bloos en Siera echter nog ruimte voor ambiguïteit. Zo schetsen ze met Poetic licence een tegelijkertijd beklemmend en bevrijdend portret van de relatie tussen waanzin en uitsluiting. Een overgave aan fictie is als de vleugels van Icarus: een ontsnapping aan de zwaartekracht van de verstikkende burgermoraal, maar ook een potentieel fatale hemelbestorming.

Foto: Moon Saris