Met zijn eigen versie van Alfred Jarry’s Ubu roi in het Queering Puppets Festival sluit Neville Tranter in het Plein Theater in Amsterdam zijn Nederlandse carrière af. Er volgt nog minstens één internationaal optreden, en hopelijk meer, want getuige dit laatste optreden is de meester still going strong en heeft hij nog niets van zijn overredingskracht verloren.

Tegen een jute achtergrond overgroeid met groene en oranje accenten, bedient Tranter een tiental zeer expressieve poppen. Jarry verwerkte in zijn Ubu roi al elementen uit Macbeth en Tranter doet daar nog een schepje bovenop. Beide theaterteksten worden samengebracht onder het gezamenlijk thema van het streven naar absolute macht. In deze versie wordt dat gesymboliseerd door een pied de stalle in het decor waarop pontificaal de kroon van het koninkrijk Polen is uitgestald.

Het verhaal volgt grofweg de lijn uit Macbeth, inclusief de voorspelling van (in dit geval) één heks en de moord op de zittende koning. Maar aan het eind vluchten Ubu en zijn lady juist conform Jarry’s versie, en zetten zij over zee koers naar een groot nieuw eiland ‘down under’, met een knipoog naar Australië, Tranters land van oorsprong.

Tranter brengt het verhaal in zijn eentje. Hij slaagt er met zijn krachtige présence en dragende stem in elk karakter strak neer te zetten in flitsende, messcherpe dialogen waar geen woord te veel gezegd wordt en waar de pauzes even sprekend zijn als de woorden. En de manier waarop Tranter zijn poppen kan laten luisteren blijft ongeëvenaard.

In deze bellicose tijden resoneert de actualiteit mee op de achtergrond en Tranters keuze om de naar macht hongerende Ubu het karakter te geven van een wat plompe, alledaagse mopperkont met doortastende ontrouwe echtgenote, plaatst de vertelling onnadrukkelijk maar onmiskenbaar in het heden. Zijn keuze om juist met deze voorstelling op dit moment afscheid te nemen, kan geen toeval zijn.

Ook andere poppen, ontleend aan Jarry’s tekst, passeren de revue in korte, markante scènes: de generaal, de troonopvolger, twee onderdanen. Grote gevechten worden effectief met eenvoudige middelen en bijpassende geluidseffecten geschetst achter de jute achterwand. Maar vooral fraai en paradoxaal is hoe Tranter zelf als enige poppenspeler dienstbaar moet zijn aan de poppen, terwijl die toch afhankelijk zijn van zijn manipulaties.

Gaandeweg wordt deze poppenspeler, die ook fungeert als dienaar van Ubu en Nobody heet, het eigenlijke centrale karakter waaromheen de poppen hun strijd om de macht aangaan. De enige steun die Nobody heeft, is die van zijn trouwe huisdier, die beamend dan wel protesterend meegromt bij de monoloogjes van zijn baas. Nobody is ongetwijfeld het eeuwige slachtoffer en heeft de eigenlijke hoofdrol in dit drama, waar over zijn hoofd heen de grote conflicten worden uitgevochten.

Door de manier waarop Tranter de dialogen behandelt, krijgt elke pop een bijna griezelige alledaagsheid mee. Het lijkt soms alsof je gesprekken in een kroeg of op de markt afluistert. In een cruciale slotscène wordt zonder woorden vertoond dat het streven naar macht en heerschappij onder alle omstandigheden en onder alle lagen de kop kan opsteken. Deze Ubu is een zeer passende theatrale illustratie bij Hannah Arendts opvatting over de banaliteit van het kwaad: we kijken naar poppen die slechts worden gedreven door hun instincten. In dat opzicht lijken ze misschien nog wel het meest op gewone mensen.

Foto: Marion Visser