Transhumanisten heb je in vele soorten en maten (filosofen, neurowetenschappers, hobbyisten) maar één opvatting hebben ze met elkaar gemeen: het menselijk lichaam is onhandig en beperkt. Het is inefficiënt en traag. Bovendien is het sterfelijk. Hun gedeelde stellige overtuiging is dat met behulp van technologie die belemmeringen verminderd, misschien zelfs wel geëlimineerd kunnen worden. Het doel is de mens te bevrijden van zijn gebrekkige biologie en net zo slim en sterk te maken als een machine.

Heel verrassend is het niet dat de poppenspeler Duda Paiva gefascineerd is door deze filosofie. In zijn werk laat hij immers altijd al zien hoe je lichamelijke beperkingen kan overstijgen. Simpelweg door van dode materie levende wezens te maken. Hij is een meester in het creëren van personages uit schuimrubber die hij vervolgens met een fabelachtige techniek tot leven brengt. Met de vingervlugheid van zijn handen maar vooral ook met zijn flexibele stem. Paiva voert complete gesprekken met zijn poppen waarbij hij razendsnel schakelt in toonhoogte en timbre.

Bruce Marie speelt zich af in een toonzaal van het laboratorium van een soort weird scientist, een geheimzinnige professor die experimenteert met het implanteren van chips bij proefdieren. Aan het plafond hangen in glazen vitrines de hersenen van beroemde overledenen als Stephen Hawking, Pina Bausch en Michael Jackson – bien étonnés de se trouver ensemble.

Het titelpersonage is een uitgerangeerde dragqueen die nu zijn kostje bij elkaar scharrelt door het laboratorium schoon te maken, onderwijl mijmerend over vervlogen tijden. Dat mijmeren doet Paiva in een tweespraak tussen Bruce en Marie. Voor je ogen (of beter: voor je oren) wordt één mens gedupliceerd. Over transhumanisme gesproken!  Als hij zijn bezemsteel daarna als microfoonstandaard gebruikt voegt zich er een derde stem bij en betoont Paiva zich een uiterst gevoelige zanger.

Als Paiva daarna een doek over een kooitje weghaalt blijkt daar een sprekende aap in te zitten, met een chip in zijn hoofd. De professor heeft de aap heet Muffin genoemd, vertelt hij. Zijn neefjes heten Donut, Brownie en Cookie. De professor heeft blijkbaar iets met zoetigheid.

Muffin is een soort cyborg, vandaar dat hij kan spreken. En zingen. En in tweeën getrokken kan worden, zonder te overlijden. Maar belangrijker dan de vragen die de voorstelling stelt over de mogelijkheden van de cyborg – dat blijft allemaal tamelijk aan de oppervlakte – is de wijze waarop Paiva één wordt met de pop. Figuurlijk maar ook letterlijk, als hij het bovenlichaam op zijn eigen onderlichaam wrikt waarbij de aap kreetjes van genot slaakt. Ongetwijfeld een verwijzing naar de seksrobot, een fenomeen waar het transhumanisme al zichtbaar is.

In de doeltreffende regie van good old Neville Tranter is Bruce Marie geen voorstelling geworden waarbij je veel nieuwe inzichten opdoet over de toekomst van mens en machine. Het is vooral een virtuoos spel met poppen waarin Paiva wederom zijn veelzijdigheid toont.

Foto: Conni Trommlitz