In haar nieuwste voorstelling waagt poppentheatermaker Ila van der Pouw met haar inmiddels vaste tekstschrijver Rob Bloemkolk zich voor het eerst aan een boekbewerking. Het scheen qua licenties wat voeten in de aarde te hebben, maar uiteindelijk is de timing – gelijktijdig met Spielbergs BFG en in het jaar dat Roald Dahl honderd jaar zou zijn geworden – perfect. De Grote Vriendelijke Reus is terug van, tja, eigenlijk nooit weggeweest.

Maar dat het geen gemakkelijke opgave is geweest om Dahls jeugdboek naar vijfenvijftig minuten poppentheater te vertalen, blijkt uit het wat rammelend resultaat. De voorstelling bestaat uit relatief veel dialoog, die vaak nogal uitleggerig van aard is. Daardoor worden sommige belangrijke momenten echt te vlak. De vriendschap tussen het jonge weesmeisje en de sympathieke reus komt nog niet goed uit de verf, het plan van Sofie om zich van de mensbakselpeuzelende reuzen te ontdoen lijkt ook eerder ingefluisterd dan ingegeven.

Met De GVR schreef Roald Dahl een verhaal over een eenzaam meisje, Sofie, dat door een sympathieke reus wordt meegenomen naar reuzenland. Die reus, de Grote Vriendelijke Reus, blaast ’s nachts dromen in de hoofden van kinderen. Samen met Sofie, met wie hij goed bevriend raakt, voeren ze een plan uit om de kwaadaardige reuzen die hen teisteren naar een onbewoond eiland te verbannen.

Ila van der Pouw is een ervaren poppenspeelster, die zich hier met verve van haar taak kwijt. Vooral de technisch ingewikkelde dialogen tussen Sofie en de GVR zijn ijzersterk: razendsnel schakelt Van der Pouw tussen het onbevangen meisje en de wat onbeholpen reus, die elkaar voortdurend onderbreken. In die dialogen lijkt het geen moment stil te vallen. Ze speelt de voorstelling in haar eentje: Sofie, de GVR, een trollenklopper, een dronken butler, de koningin. Cynthia Borst maakte de poppen. Voor Sofie werd dat een kleine en een grote, zodat Van der Pouw respectievelijk GVR en koningin kan spelen.

Dat de voorstelling toch niet echt tot leven komt, komt naast het hoge tempo, ook door de dichtgetimmerde vorm. Het verhaal (in regie van Neville Tranter) wordt hapklaar opgeleverd, en het jonge publiek wordt nergens echt gevraagd zich te verhouden tot wat er op de vloer gebeurt. Waar ligt de focus voor deze makers, behalve het uitbeelden van de plot? Variëteit en volledigheid leidt niet per definitie tot een rijker eindresultaat.

Ondanks het technisch knappe spel van Van der Pouw, is de voorstelling op zijn sterkst op de paar momenten dat het verhaal niet letterlijk wordt uitgebeeld, maar er een beroep wordt gedaan op de fantasie van het publiek. Bijvoorbeeld tijdens de beeldende (tekstloze) openingssequentie, het moment waarop er wordt gesuggereerd dat er een gevaarlijke reus voor de grot staat (alleen zijn armen zijn zichtbaar) of de momenten dat er achter het scherm een schimmenspel wordt gespeeld. Dan wordt er van het publiek een actieve rol gevraagd.

Foto: Anne Alders