In schaars, nevelig-blauw licht ontwaren we een man en een vrouw, staand aan een gedekte tafel. De vrouw houdt haar hand troostend op zijn schouder. Hij zingt, licht voorovergebogen, een tekst in een verzonnen taal die lijkt op Hebreeuws of Aramees. De reciterende, klaaglijke stijl van zijn onbegeleide gezang herinnert aan die van een Joodse cantor. Hoewel we geen woord verstaan is de boodschap duidelijk: het tweetal is niet gelukkig. Met dit adembenemende beeld opent de eenakter Clemency van James MacMillan, in de regie van Ted Huffman.

Deze op het Bijbelverhaal van Abraham en Sarah gebaseerde opera van de Schot vormt een double-bill met de tragikomedie Trouble in Tahiti van de Amerikaan Leonard Bernstein. De productie is onderdeel van de derde editie van het Opera Forward Festival, dat is opgezet om kansen te creëren voor jonge talenten, zowel voor zangers als het productieteam. Een uitzondering vormt het gevestigde Nederlands Kamerorkest – dat dan wel weer wordt geleid door aanstormend talent Duncan Ward.

Op het eerste oog hebben beide eenakters weinig met elkaar gemeen, maar er zijn wel degelijk raakvlakken. Trouble in Tahiti is een licht satirische zedenschets van een stel dat verstrikt zit in een uitgeblust huwelijk. Het oudere echtpaar in Clemency is ongewenst kinderloos. Beide koppels worden geflankeerd door een koor van drie zangers.

Bij Bernstein gaat het om jolige types, die met vileine ironie in close harmony de geneugten van Suburbia bezingen, de vleesgeworden Amerikaanse droom. Het verhaal speelt zich af in een leeg zwembad, symbool van materialisme en oppervlakkigheid. De drie koorleden (Kelly Poukens, Lucas van Lierop en Dominic Kraemer) zijn uitgedost als clowns.

In MacMillans opera draait het om grote levensvragen. De drie mannen die onderdak zoeken bij Sarah en Abraham beklagen zich over de onmenselijke wreedheden in hun eigen land, maar verklaren tegelijkertijd dat Sarah ondanks haar hoge leeftijd zal bevallen van een zoon.

Zij zingen altijd gedrieën (uitstekende rollen van Lucas van Lierop, Stefan Kennedy en Alexander de Jong), maar spreken ondanks hun meerstemmigheid met één mond. Dit lijkt een verwijzing naar de goddelijke drie-eenheid: zij zijn als het ware de stem Gods zelve.

Het is even schrikken wanneer zij bomgordels omdoen om de ‘Twin Towns’ (Sodom en Gomorra) te straffen voor hun goddeloze gedrag. De verwijzing naar de aanslag op de Twin Towers ligt er wel erg dik bovenop. Abraham smeekt de drie wraakengelen de steden te sparen indien zij vijf rechtvaardige mensen vinden. Frederik Bergman weet zowel hen als ons te overtuigen met zijn diepe bas-bariton en indringende interpretatie.

De Britse sopraan Jenny Stafford maakt diepe indruk met haar doorleefde vertolking van Sarah. In de aangrijpende slotaria bezingt zij haar verwarring: de vreugde om haar aanstaande bevalling wordt overschaduwd door de nakende catastrofe. Kippenvel!

MacMillan schrijft indrukwekkende zangpartijen, die naadloos aansluiten bij de gepassioneerde muziek voor strijkorkest. Felle pizzicati herinneren aan de muziek van Bartók, kleine microtonale versieringen creëren een Joods-Arabische sfeer en luisterrijke harmonieën roepen de geest op van Richard Strauss. Jammer dat de strijkers van het Nederlands Kamerorkest soms moeite hebben de juiste intonatie te vinden. Zij worden daarbij niet geholpen door de genadeloos droge akoestiek van Theater de Meervaart.

Trouble in Tahiti is een pastiche van aanstekelijke musicalmelodieën, jazzy swing en diepgravender modern-klassieke aria’s. Prachtig is bijvoorbeeld ‘I Was Standing in a Garden’, waarin hoofdpersoon Dinah (gezongen door Turiya Haudenhuyse) haar verlangen verwoordt naar een rustige plaats waar liefde en harmonie heerst. De Belgisch-Indiase sopraan heeft weliswaar een mooie, ronde stem, maar weet de onderliggende emoties niet invoelbaar te maken.

Ronduit storend zijn de filmbeelden – live geschoten door de clowns – waarop je Dinahs mond volkomen asynchroon ziet bewegen. Hetzelfde gebeurt in de stoere aria ‘There’s a Law’ van haar man Sam (uitstekend gezongen door Sebastià Peris I Marco) en met een aantal koortjes van de clowns. Hierdoor lijken de personages op goudvissen die wanhopig naar adem happen.

Minpuntje is bovendien dat noch het Nederlands Kamerorkest, noch de vijf zangers de juiste schwung hebben om de lichtvoetige muziek van Bernstein geloofwaardig over het voetlicht te brengen.

Premièrezenuwen zullen beslist een rol gespeeld hebben en ongetwijfeld zullen beide opera’s in de komende voorstellingen nog verder groeien. Huffman is er in ieder geval in geslaagd lijn aan te brengen tussen twee ogenschijnlijk totaal tegengestelde producties, en dat is al veel waard.

Foto: Hans van den Boogaard