Grote woorden kleven aan de naam Olivier Dubois, die wordt beschouwd als een provocerend choreograaf en ‘enfant terrible’ van de Franse dans. Maar hoe choquerend is Dubois’ werk werkelijk? Met veel naakt en ‘rave’ muziek kun je een publiek uitdagen, maar Tragédie is vooral een illustratieve en voorspelbare choreografie waarin de dansers voortdurend achter de feiten aanlopen.

Negen mannen en negen vrouwen telt het ensemble van Tragédie, alleen of in groepen paraderen ze van achter naar voren over het toneel gedurende meer dan een half uur, poedelnaakt. Steeds opnieuw verschijnen ze vanuit een andere plek achter het zwarte rafelgordijn. Het formele schouwspel, dat begeleid wordt door een donker drumgeluid, fascineert enige tijd dankzij de uniciteit van elk lichaam en elke looppas. Volle en platte billen, losjes zwierende en stijve armen, wippende piemels en deinende borsten, de details van elk bewegend lichaam intrigeren. Steeds opnieuw verschijnen er bovendien nieuwe gezichten, er lijkt geen einde te komen aan de hoeveelheid performers.

Maar als het patroon wordt losgelaten gaat het mis. Vrouwen schuifelen naar een hoek, en zo ook de mannen, om vervolgens en groupe weer in elkaars territorium te schuifelen. Het is het begin van een zwak tweede deel van Tragédie, waarin Dubois zijn dansers demonstratief laat ontsporen. Het openingspatroon wordt hervat, militanter dit keer, één voor één wijken de dansers af van het stramien door onverwachtse bewegingen te maken. Die liggen er echter zo dik bovenop, dat ze vooral de chaos illustreren. Daarbij rennen sommige dansers ook nog eens diagonaal door de ruimte. Wanorde wordt hier vooral uitgelegd en ook in de daaropvolgende beelden is vooral te zien hoe de dansers de choreografie organiseren.

Dubois’ bewegingstaal is weinig nauwgezet. Waar precies de impulsen vandaan komen in het lichaam is arbitrair, ook ontbreekt het aan heldere fysieke transities. Wat we zien is een groep individuen die een reeks opdrachten uitvoert. Soms zijn de beelden fascinerend, zoals wanneer de groep als in een orgie over elkaar heen rolt op de grond. Maar de weg naar dat beeld toe is voorspelbaar. Pas in het laatste deel trekt Tragédie een beetje bij dankzij enkele ingrepen, een goede technobeat en een stroboscoop. Na afloop suizen de oren. Het applaus is toch nog enthousiast. Wellicht bedoeld voor het zwoegende ensemble dat verbazingwekkend snel weer in de kleren zit. Enfant terrible Dubois maakt zijn bijnaam waar. Een kinderlijk irritante choreografie is het, deze weinig verrassende uitputtingsslag, een ’tragedie’ om met een Franse overdrijving te spreken.

Foto: Francois Stemmer