In Flood onderzoekt Daniel Linehan een overvloed van technologie in onze maatschappij aan de hand van een spel tussen beweging en geluid. Dat resulteert in fascinerend en geestig materiaal, maar als voorstelling boeit Flood nog te weinig om ook te kunnen confronteren of te alarmeren.

Lang weet ik niet waar ik naar kijk. Dansers botsen tegen elkaar, bewegen hun ledematen speels langs en om elkaar heen of springen door de lucht terwijl ze geluiden produceren. Soms doen hun bewegingen en geluiden, waarin het gebruik van de adem een cruciale rol heeft, denken aan vechtsporten. Maar associaties met cartoons en games komen ook bovendrijven. Als de merkwaardige, muzikale choreografie zich even later herhaalt begin ik patronen te herkennen en krijg ik enige houvast.

Linehan heeft een taal gevonden die speelsheid en ernst afwisselt. Spaarzame bliebs en het aanhoudende elektronische geluid van de soundscape (Peter Lenaerts) zetten de serieuze ondertoon van de voorstelling. Een danser probeert de uitstekende ledematen van een andere, liggende, danser terug in het gareel te brengen, maar steeds als het lijkt te lukken schiet een ander been of een andere arm weer omhoog. Vooral in dit specifieke spelletje komt de kinderlijke humor van Flood bovendrijven. Soms is de wisselwerking tussen die kinderlijke humor en de ernst heel subtiel. Een geluid als ‘huh’ horen we doorgaans bij een krachtinspanning, maar kan evengoed met een ander accent ‘huh?’ verbazing uitdrukken. Het spel tussen die twee interpretaties geeft de voorstelling soms een cartooneske kwaliteit.

Midden in de ruimte heeft Linehan een object geplaatst met lagen witte doorschijnende stof en tl-buizen, een scenografisch ontwerp van kunstenaarsduo 88888. Aan de randen in een hoek is die stof ingekort en laat het doek een print van verbranding zien. Dansers verdwijnen achter het doek om er even later, opnieuw opgeladen, weer uit tevoorschijn te komen. Behalve dat dit object echter te veel wil uitleggen, staat het ook onhandig in de ruimte en beperkt het de ruimtelijke ordening in de choreografie. Ook de kostuums (Frederick Denis), overwegend zwart van kleur, zijn soms wel erg letterlijk, ze kennen verwijzingen naar bedrading en elektra. Details die het choreografische materiaal niet nodig heeft.

Spannend is het om te zien waar de afkalving van beweging en geluid toe leidt. Uiteindelijk schrikken de dansers van elke aanraking, alsof ze elkaar steeds onder stroom zetten. Daar heeft Linehan een belangrijke essentie beet. In het laatste deel transformeert het object en neemt een duistere soundscape bezit van de ruimte. De dansers keren terug, geïsoleerd dit keer en in andere, lichte, kostuums. Jammer deze ingreep, uiteindelijk gaat Flood dan toch te veel mee in de moderne dansconventie. Linehan mag wat trouwer blijven aan zijn eigen bewegingsonderzoek, net als zijn sobere eerste solo Not about everything. Over overvloed gesproken.

foto Jean Luc Tanghe