Na een verrassende coproductie met Hotel Modern (De ring) gaat het Nederlands Blazersensemble de samenwerking aan met poppentovenaar Duda Paiva in The Fairy Queen. Muzikaal is de stap van Wagner naar Purcell enorm, maar er is ook een verbindend element: het op een verrassende manier verbeelden en verklanken van sprookjes. Dat is weer uitstekend gelukt.

De aanleiding is feestelijk. Theseus, de hertog van Athene, gaat trouwen met Hippolyta. Dat moet gevierd worden. Iedereen draagt zijn steentje bij. Maar tegenover het onbekommerde perspectief van lang, lief en gelukkig zet Shakespeare in Midzomernachtsdroom een schaduwwereld waarin hij ook de andere kant van het huwelijk laat zien.

In het maanverlichte bos kibbelen feeënkoning en -koningin Oberon en Titania over hun huwelijkse kwesties. Oberon wil de knecht van zijn vrouw als schildknaap, maar zij verzet zich. Om haar te straffen gebruikt hij zijn magische gaven en zijn elf Puck: hij laat Titania verliefd worden op een ezel. Die lompe manipulaties kun je rustig een kanttekening noemen in een stuk dat gemaakt werd om een huwelijk op te luisteren. En wat zegt het over Shakespeares kijk op relaties?

Het bos staat voor de magische wereld van het onbewuste, maar is ook een vluchtheuvel voor geliefden die willen ontsnappen aan de conventies waar ze zich in de stad aan moeten houden. Volgens de Atheense wet moet een dochter trouwen met de man die haar vader voor haar uitkiest. Wie dat niet wil en ook geen non wil worden, moet vluchten. Zo kan het gebeuren dat in het bos allerlei mensen achter elkaar aanrennen die elkaar heel erg of juist niet willen.

Waarom zoveel Shakespeare, terwijl de anoniem gebleven tekstschrijver van Purcell zich voor The Fairy Queen maar losjes baseerde op zijn midzomerkomedie? Poppenmaker en regisseur Duda Paiva gebruikt de verhaallijntjes en relaties van Shakespeare voor zijn verbeelding van verhaal en muziek, zonder dat hij het verhaal navertelt. Hij kiest voor een vrije en psychologische aanpak, soms op het surrealistische af. Het probleem dat Oberon heeft met Titania is haar pasgeboren zoon: vader heeft niet meer de exclusieve aandacht en wordt daar chagrijnig van. Paiva vangt die Freudiaanse kwestie in poëtische (en confronterende, voor wie de theatrale werkelijkheid serieus neemt) beelden.

Andere zaken in het verhaal zijn minder helder: waar komen bijvoorbeeld ineens die drie heksen vandaan? Maar het ziet er zo mooi uit dat je elk excuus voor een nieuwe pop met plezier accepteert. Wel is Oberon als stoere kermiskrachtpatser wat minder expressief en wat onbenulliger dan de vrouwen en magische wezentjes die om hem heen dartelen. Je hoeft niet alles te kunnen volgen om te genieten van beeld en geluid. Ondanks de duistere verwijzingen is de voorstelling ook geschikt voor kinderen.

Saxofonist/arrangeur/componist Willem van Merwijk bewerkte ruim een uur van Purcells prachtige muziek prima voor de elf blazers, twee percussionisten en de contrabassist van het Nederlands Blazersensemble. In de Tilburgse Concertzaal klinkt alles kraakhelder, transparant en uitstekend op elkaar afgestemd, van een sterk duet van trombone en hoorn via grommende geluidseffecten als de handeling daarom vraagt tot de subtiele begeleiding van de zangers. Want zingen kunnen de poppenspelers (Francesca Lanz, Augusto Valença, Ilija Surla en Alexander Brouwer) ook nog. The Fairy Queen verwent oog en oor.

Foto: Peter Lodder