‘Dans me naar de hel’, zingt en fluistert Eurydice terwijl ze verleidelijk rond de muzikanten midden op het speelvlak beweegt. Orpheus rest niets anders dan het steeds zachter noemen van haar naam. Het is het aangrijpende slot van The Corridor, de eerste van twee kameropera’s die in de intieme setting van het Muziekgebouw aan ’t IJ optimaal tot hun recht komen.

Er zijn vele opera’s gebaseerd op de mythe van Orpheus en Eurydice en Harrison Birtwistle leek de mythe al uitputtend te hebben behandeld in zijn eerste grote opera The Mask of Orpheus (1986). Waar die opera een veelvoud aan invalshoeken kent, focust The Corridor drie kwartier lang op het cruciale moment dat Orpheus omkijkt en daarmee zijn geliefde Eurydice opnieuw – en ditmaal definitief – verliest. Waarom volgde Eurydice eigenlijk zo langzaam, vragen Birtwistle en librettist David Harsent zich af.

Tot een dialoog tussen beide geliefden komt het vrijwel niet; meer en meer vraagt Eurydice zich af of zij eigenlijk wel weer naar het rijk der levenden wil terugkeren, louter om later nogmaals te moeten sterven, waarbij lyrische zanglijnen afgewisseld worden met gesproken fragmenten.

Na de pauze volgt The Cure, gebaseerd op een episode van Ovidius over het Medea-verhaal. Ook hierbij focussen Birtwistle en Harsent op een enkel moment, namelijk dat waarop Jason en Medea terugkeren met het Gouden Vlies. Om zijn stokoude vader Aeson mee te laten delen in alle feestelijkheden, vraagt Jason aan Medea om met behulp van zwarte magie zijn vader weer jong te maken. Maar net als bij Eurydice in The Corridor roept bij Aeson de verjonging tegenstrijdige gevoelens op: ‘More chance of sadness; more chance of loss… I had lived my life. Now I have time back I am lost in time.’ Ook Medea heeft gemengde gevoelens: als Aeson jonger wordt gaat hij meer en meer lijken op haar geliefde Jason.

Beide opera’s (of scènes zoals Birtwistle ze noemt) zijn geschreven voor een klein ensemble van viool, altviool, fluit, klarinet, cello en harp en twee solisten en bevatten opmerkelijk lyrische passages – het verschil met het in 2006 tijdens het Holland Festival uitgevoerde oorverdovende Earth Dances is enorm. Bijzonder ingenieus is hoe de harp op bijna percussieve wijze Orpheus’ lier verklankt en al even effectief de overgang van schor fluistergezang van de oude Aeson aan het begin van The Cure naar een vol gezongen aria van de verjongde Aeson aan het eind.

Aeson, Jason en Orpheus worden prachtig vertolkt door de befaamde Britse zanger Mark Padmore, terwijl sopraan Elizabeth Atherton als Eurydice en Medea niet alleen beschikt over een warme klank, maar moeiteloos van de ene emotie op de andere overschakelt. De zes muzikanten van het London Sinfonietta beheersen Birtwistles zeker niet eenvoudige muziek tot in de kleinste details en het sobere maar zeer effectieve decor van Alison Chitty wordt fraai uitgelicht door Paul Pyant.

Wat deze double bill echter vooral zo indrukwekkend maakt is de wijze waarop Birtwistle en Harsent een eigen stem geven aan twee personages die in de mythes zwijgen, waardoor een extra dimensie aan oeroude verhalen wordt toegevoegd.

 

Foto The Corridor: Clive Barda