The Last Man who Knew Everything, is de titel van een bundel over Athanasius Kircher (1602-1680). Die titel is ironisch: Kircher was vooral iemand die dacht alles te weten, die de ‘Egyptische wijsheden’ op alle obelisken in Rome vertaalde, speculeerde over de onderaardse wereld en over reizen langs de planeten, een wonderkamer vulde met naturalia en antiquaria, een ‘componeermachine’ ontwierp en kikkers weer tot leven probeerde te wekken.

Maar een knooppunt van kennis was hij zeker: in het Collegio Romano zat hij in het centrum van het wereldwijde Jezuïtische correspondentienetwerk, en met steun van de Paus liet hij zijn toch mild ketterse, prachtig geïllustreerde werken verschijnen in Amsterdam. In later eeuwen werd Kircher een curiosum voor bibliofielen en wetenschapshistorici; rond de eeuwwisseling is hij, mede door toedoen van Umberto Eco en een drietal tentoonstellingen, uitgegroeid tot een cultfiguur.

De nieuwe opera van Louis Andriessen, Theatre of the World, is dan ook niet de eerste artistieke adaptatie van het leven en werk van Vader Athanasius. Wel is het, als vlaggenschip-productie van De Nationale Opera en het Holland Festival, beslist de grootste tot nu toe. De gebroeders Quay, die twee jaar geleden een fenomenale tentoonstelling in EYE hadden van hun lugubere marionettenspelen en stop-motion-animaties, ontwierpen het decor. Louis Andriessen is niet alleen de enige levende Nederlandse componist die school gemaakt heeft, hij heeft ook een reputatie voor pittige onderwerpen, zoals Che Guevara (Reconstructie), seks met paarden (Rosa, a horse drama) en seks met je vader (Anaïs Nin). Alle ingrediënten aanwezig, kortom, voor een geest- en zinnenprikkelend totaalkunstwerk.

En toen kon het natuurlijk alleen maar tegenvallen.

Je moet Andriessen & co nageven, dat ze er niet een slideshow van gekke zeventiende-eeuwse boeken van hebben gemaakt. (Had ik zelf wel leuk gevonden.) In plaats daarvan gaat Kircher op een extatische onderaardse reis naar China, Babylon en Egypte, in het gezelschap van zijn uitgever, zijn grootste criticus Paus Innocentius XI en een jongen die (spoiler alert!) de duivel blijkt te zijn. Er wordt gezongen in zeven talen, en vrijwel alles waar Kircher over heeft geschreven komt en passant aan bod. Athanasius wordt fantastisch gezongen door Leigh Melrose, en Steven Van Watermeulen heeft een heerlijke dubbelrol als slijmende uitgever en cynische criticus. Cristina Zavalloni heeft een ornamentele rol vanuit de verte, ingebed in een levensgrote zwevende heiligenlijst. Door de afstand is ze jammer genoeg minder goed te horen, maar het moment dat ze naar voren komt en een tango mortale met Athanasius aangaat is het muzikale hoogtepunt.

Maar als voorstelling werkt het niet. De intellectuele fascinatie van en voor Kircher komt niet over, er kleeft geen boekenstof aan. Een magische reis rond de wereld, dat deden we ook op het schooltoneel. Muzikaal is het minder bars en uitgesproken dan het vroegere werk van Andriessen, soms haast filmmuziek-achtig, maar nog steeds hetzelfde idioom. Alleen die Chinoiserie had niet gehoeven. De maquettes die de gebroeders Quay maken voor hun animaties zijn miniaturistische kunstwerken op zich, maar opgeblazen tot operaformaat gaat dat effect verloren.

Er lopen teveel overbodige figuren op het toneel rond. Over de diabolische jongen (Lindsay Kesselman) valt nog te twisten, hoewel ik ‘m zelf vooral irritant vond. Maar wat moeten we met drie wulpse heksen, een kroelend stel en een kontneukende Paus? Er was wellicht maar één ding waar Athanasius Kircher geen verstand van claimde te hebben, en dat was nou net seks.

Het was ontroerend om tijdens het applaus Louis Andriessen en Reinbert de Leeuw elkaar op het podium te zien omhelzen, twee mannen die de geschiedenis van de nieuwe muziek in Nederland belichamen. Ik kon me niet aan de gedachte onttrekken: vijftig jaar geleden zouden jullie dit hebben genotenkraakt.

Foto: Ruth Walz