De nadruk in The Common People ligt op de ontmoeting van twee mensen die elkaar nog nooit eerder hebben gezien. Is het een theatervoorstelling? Drieënhalf uur durende gebeurtenis? Happening? 44 inwoners van Utrecht zijn verdeeld in twee groepen. Het publiek van SPRING ziet hoe deze mensen elkaar volgens een scenario in tweetallen ontmoeten. Makers Jan Martens en Lukas Dhont zetten duidelijke richtlijnen uit voor een sociaal experiment in het theater.

Bij de kaartcontrole voor de Nederlandse première in de Utrechtse Stadsschouwburg krijgt elke bezoeker een polsbandje en een papier met de regels. Tussen de ontmoetingen is er steeds de keuze tussen blijven zitten, of naar de installatie of bar gaan. In de installatie liggen telefoons waaruit je niets mag verwijderen. In de theaterzaal loopt Jan Martens het lege toneel op om de regels nogmaals uit te leggen. Hij vertelt ook dat de deelnemers pas twee uur geleden een script kregen dat ze zometeen zullen volgen. Hij spreekt ontspannen en vriendelijk.

Dit staat in contrast met dat wat volgt. In een haast klinische setting met een witte balletvloer, groot zwart achterdoek en in stilte, worden twee mensen met gesloten ogen naar elkaar toe geleid. Beiden komen uit een afgesloten wachtruimte; de ene van links uit groep A, de ander van rechts uit groep B. Zo staan als eerste twee doodnormale mannen tegenover elkaar en zoeken elkaars handen. Ze strelen en bevoelen de handen, armen en nek van de ander. Uiteindelijk tast ieder bijna het gehele lichaam van de ander af; een ander die hij nog nooit heeft gezien, zelfs nu niet. De ogen zijn gesloten tot het einde van het script. Als ze de ogen openen lachen ze, verlegen bijna.

Oncomfortabel

Ook de andere scripts gaan over aanraking, toenadering en fysiek contact. De meeste ontmoetingen zijn woordeloos, terwijl een enkele keer persoon A persoonlijke vragen stelt aan persoon B. Er zijn momenten waarop kleren uitgaan, de deelnemers elkaar aankleden, gestrekt op elkaar gaan liggen, in ondergoed het lichaam om de ander klemmen. De mensen op het toneel ogen stuk voor stuk ongemakkelijk. Bewegingen en blikken zijn onbeholpen. Kleine lachjes en trillende handjes. Ondanks de afspraak om hier en nu dit te doen, voelen zij zich oncomfortabel. In de zaal is veel gelach te horen. Maar het is een lach om het ongemak te ontladen.

De handelingen brengen de lichamen heel dicht bij elkaar. Daarom zou zo’n ontmoeting kunnen gaan over kleine dingen. Een lach, een blik. Een gevoel van samenzijn wellicht. Maar doordat deze plaatsvindt in een grote theaterzaal, voor een publiek, speelt afstand ook een grote rol. De lichamen lijken klein in de immense zwart-witte ruimte van het podium. In de zaal kun je niet van elke deelnemer de reactie zien. Vaak kun je slechts gissen wat er in die mensen daar omgaat. Behalve het ongemak dat er vanaf druipt.

Een ander ongemakkelijk gevoel is te ervaren in de installatie-ruimte. Toeschouwers kunnen in de persoonlijke smartphones van de deelnemers kijken. Elke smartphone ligt op een eigen witte zuil, vergezeld van een polaroidfoto van de eigenaar met daarbij een post-it met de pincode van de telefoon. Op een andere manier is ook dit ontzettend privé. In onze smartphone ligt bijna alles wat we doen, delen en bespreken met anderen besloten. Hier op het achtertoneel ligt echter een afspiegeling van dit particulier bestaan zomaar te kijk.

Opgelegde intimiteit

The Common People roept veel vragen op. Gaat dit over menselijk contact? Gaat dit over het verschil tussen lijfelijke en digitale communicatie? Gaat het over welke connectie echter of authentieker is? Gaat dit over het maken van keuzes, over jezelf blootgeven, of juist over afschermen? Over wat je wel en niet wilt (laten) zien? Over de regisseur en de geregisseerde – waarom doen deze deelnemers hier eigenlijk aan mee, waarom volgen zij orders op tot handelingen en gedragingen die niet van henzelf zijn? Hier zou het allemaal over kunnen gaan, maar wat bij mij vooral nagalmt zijn deze laatste gedachten. Het idee van regels en het opvolgen daarvan.

De heel persoonlijke situaties komen toch vaak afstandelijk over. De toeschouwer is in de zaal, bar of ruimte van de installatie, en daarmee duidelijk niet in één van de andere ruimtes. De nog wachtende deelnemers zijn onzichtbaar in hun eigen twee hokken achter zwart doek. Zowel het prijsgeven van de pincode van je smartphone als het kwetsbare blootgeven op het toneel werkt bevreemdend. Vooral omdat alles nauwkeurig is opgezet als een wetenschappelijk experiment. Ik word in de rol van voyeur geplaatst en de ‘proefkonijnen’ kunnen slechts worden bekeken.

Jan Martens zet een sociaal experiment op het toneel en laat de toeschouwer kiezen waar en hoe lang te kijken. Bij de laatste ontmoeting op het toneel rond half één ’s nachts is de zaal half leeggelopen. Zelfs na drieënhalf uur aanwezig zijn, kom ik niet los van het ongemak. The Common People heeft al die tijd tussen afstand en nabijheid gelaveerd, maar uiteindelijk overheerst het ongemak van opgelegde intimiteit.

[Sterren toegekend door de redactie.]

Foto: Katja Ilner


Wat vond het publiek op het NEXT Artsfestival van de improvisatie dansduetten in The Common People? Europese jongeren van het TeeNEXTers project vroegen het in De Biechtstoel van de Zendelingen.