Midden in de centrifugehal van de Molkfabryk in Burgum ligt een half varken. Als een offerdier op een altaar. Van kop tot staart opengesneden mogen wij zijn ingewanden aanschouwen, als (niet meer) levende illustratie van de anatomische les die we eerder daarvoor van Dirk Bruinsma hebben gekregen.

Bruinsma is de regisseur van de voorstelling Slachtvisite en had ons, voordat we de wit betegelde ruimte mochten betreden, uitgelegd hoe dat in zijn werk gaat, het verwerken van een varken tot hapklare delen. Een aantal van die delen hadden we zojuist verorberd, want de voorstelling begint met een maaltijd, helemaal gecomponeerd rond het varken. Een venkelworstje vooraf, bouillon van geroosterde botten tussendoor en porchetta met gepoft zwoerd als hoofdgerecht.

‘Voorstelling’ is misschien niet het juiste woord voor Slachtvisite. Eerder is het een wat wonderlijk allegaartje: een ode aan de ambachtelijke slager, een aanklacht tegen de voedselindustrie, een historische beschouwing over de relatie mens versus dier en een activistische performance ineen. Dat wordt gebracht via een koptelefoon door het personage Myrthe, gespeeld door actrice Gonca Karasu, die ook op een videomuur te zien is.

Haar verhaal, dat begint met een plastische beschrijving van de levenscyclus van een varken op een fokkerij, wordt af en toe onderbroken door vrolijke liedjes of een animatiefilmpje. Ergens halverwege betreden twee slagers de ruimte die zich over het varken ontfermen. Ze hakken, zagen en snijden net zo lang totdat het beeld ontstaat dat ons zo vertrouwd voorkomt: keurig geordende stukken varkensvlees, gereed voor consumptie.

Het begrip slachtvisite, zo horen we van Myrthe, stamt uit de tijd dat de slager nog van boerderij naar boerderij trok om bij elk keuterboertje het varken te slachten. In november, de slachtmaand. Dat was een waar feest voor de hele gemeenschap, waarbij naarmate de dag verstreek de slager steeds onvaster ter hand werd, omdat hij bij elke boer een borrel achterover sloeg.

Aan die traditie kwam een eind na de Tweede Wereldoorlog, met zijn verschrikkelijke hongerwinter. Dat mocht nooit meer. De boze vinger gaat dan naar Sicco Mansholt, die met de beste bedoelingen (hij gunde de boeren ook vakantiedagen) de landbouw industrialiseerde en zo ruimte maakte voor de krankzinnige vleesindustrie van tegenwoordig met zijn kiloknallers en ‘slagers die nog nooit een heel varken hebben gezien’.

Het verhaal van Myrthe is niet alleen een aanklacht tegen de vleesindustrie maar gaat een stap verder: de ganse voedselindustrie is door en door verrot. ‘Er is een wereldwijde voedselrevolutie nodig!’ Op de vleugels van dit revolutionaire elan heeft ze zichzelf niet meer in de hand en ontaardt haar verhaal in een woedende aanklacht tegen de moderne tijd. De Toeslagenaffaire, de situatie op de woningmarkt, voedselbanken; alles gaat op de grote antikapitalistische hoop.

Hier vliegt Slachtvisite volledig uit de bocht. Het geheven vingertje wordt een gebalde vuist. Zoals een goed revolutionair betaamt krijgen we ook nog een utopisch toekomstbeeld voorgeschoteld waarin de ambachtelijke slager wordt geïdealiseerd. De individualisering is doorgeschoten, we moeten terug naar het gemeenschapsgevoel. Kleinschaligheid, samen de maaltijd nuttigen.

Het kan nooit kwaad om je weer eens te realiseren waar het stukje vlees op je bord vandaan komt, maar in deze vorm word je geen steek wijzer. Slachtvisite is daarvoor uiteindelijk te schools van opzet. Hoe fascinerend die vakkundige ontleding van dat halve varken ook was.

Foto: Reyer Boxem