Wat hem betreft was hij misschien wel nooit naar Nederland teruggekeerd. Liever was hij in het anonieme New York gebleven, waar de ochtenden helder zijn, de mannen mooi en de spoken uit zijn verleden ver. Maar het overlijden van zijn jongere broer dwingt Willem om terug te keren naar zijn ouderlijk huis in Amsterdam, waar hij wordt geconfronteerd met zijn zorgvuldig weggestopte emoties.

Eelco Smits speelt Song from Far Away als monoloog: voor het eerst in zijn tien jaar lange Toneelgroep Amsterdam-carrière staat hij alleen op de vloer. Nadat hij het afschuwelijke voicemailbericht van zijn moeder heeft gehoord, begint Willem met het schrijven van brieven aan zijn overleden broer. Zo construeert de Britse toneelschrijver Simon Stephens, die de monoloog speciaal voor Smits schreef, een knap in elkaar gevlochten terugblik op de relatie tussen de twee broers en de dagen rondom de begrafenis. Na het grootse Kings of War maakt Ivo van Hove indruk met deze verstilde, kwetsbare regie. Het is het tweede deel in een trilogie rondom eenzaamheid, na La voix humaine Halina Reijn en voor De andere stem, die later dit seizoen wordt geschreven en gespeeld door Ramsey Nasr.

Willem lijkt een man die zich niet door anderen laat raken. In New York leeft hij een solistisch leven, gevuld met hard werken in het bankwezen en liefdeloze seks. Ook na terugkeer in Amsterdam probeert hij zijn emoties zo lang mogelijk te negeren. Om niet in de oude kamer van zijn broertje te hoeven slapen neemt hij een hotel; naar zijn ouders gaat hij lopend, zodat hij de confrontatie zo lang mogelijk kan uitstellen. Zijn hevig rouwende vader, zijn dwangmatig zorgzame zus en zijn moeder die in een nacht de kamer van zijn broer leeghaalt, irriteren hem mateloos. Wie is deze man, vraag je je lange tijd af, en wat is er met hem gebeurd waardoor hij zich zo bruut van iedereen afsluit?

Afgelopen maart speelde Smits Song from Far Away in het Engels op het Mostra Internacional de Teatro de São Paulo in Brazilië. Rik van den Bos vertaalde het stuk voor de Nederlandse theaters. Aan het begin voelt zijn vertaling nog wat houterig aan, maar gaandeweg neemt de gedachte aan de oorspronkelijke Engelse tekst af. Na de Amsterdamse voorstellingen vertrekt Smits naar Londen, waar hij de voorstelling drie weken lang opnieuw in het Engels speelt, om vervolgens in Nederland op tournee te gaan. Geen geringe prestatie.

De eerste barsten in Willems masker ontstaan door zijn nichtje, dat hem ‘Ome Willeeeeem’-roepend dolblij in de armen springt. ‘Wat heb ik gedaan dat ik zo’n warm welkom heb verdiend?’, vraagt hij zich oprecht af. Hij breekt pas echt als hij tegenover zijn ex-vriend in een druk café zit en een hand op diens wang legt. Een groot verlangen naar een ‘thuis’ maakt zich van hem meester, naar voor iemand zorgen, naar liefde. Maar dat zegt hij natuurlijk niet hardop. In plaats daarvan vraagt hij hem mee naar zijn kamer.

Grotendeels naakt speelt Smits overtuigend een breekbare en geharde man, die vol liefde en woede zit maar dat nooit tegen een ander zal uiten. Zijn eenzaamheid doet pijn. Kunnen wij mensen zonder anderen, of heeft iedereen een vorm van geborgenheid nodig? Waarom hij zo’n moeite heeft om een sociaal en warm leven te leiden leren we nooit helemaal, maar wellicht hoeft daar ook geen aanwijsbare reden voor te zijn. Niet ieder mens lijkt te zijn gemaakt voor geluk.

Foto: Jan Versweyveld