‘Wie denkt dat ik mijn stenen heb vervalst?’ Ai. Op zo’n binnenkomer had ik niet gerekend. Even daarvoor had acteur Mads Wittermans ons nog hartelijk welkom geheten en ons naar onze zitplaatsen begeleid. Met een vriendelijk woordje hier en een kwinkslag daar. Maar nu we eenmaal zitten, op die in carré opgestelde tribunes op een boerenakker bij Hoogersmilde, gaat hij er met gestrekt been in. Wittermans wordt Vermaning.

Wat weet ik eigenlijk van Tjerk Vermaning, de Drentse amateurarcheoloog die in de jaren ’60 van de vorige eeuw eigenhandig ‘de Drentse voorgeschiedenis driemaal verlengde’ met zijn vondst van drie vuistbijlen, een stuk of wat schaven, een paar schrapers en een mooie speerpunt. Weinig. Er was een schandaal, er kwam een rechtszaak, hij werd veroordeeld en later weer vrijgesproken. Van de hoed en de rand weet ik niets. Wel dat de controverse van 50 jaar geleden de Drentse gemoederen nog steeds bezig houdt.

Dus hoe kan ik nu oordelen over een eventuele vervalsing? Veel andere aanwezigen zijn zekerder van hun zaak. De meeste vingers blijven naar beneden. Dit wordt een thuiswedstrijd voor Vermaning. Hier hoeft hij niemand te overtuigen van zijn gelijk, hier kan hij zijn liefde voor het Drentse land en wat eronder verborgen ligt vrijelijk uiten. Voor scepsis is geen plaats.

Vermaning vertelt. Over zijn armoedige jeugd, zijn tirannieke vader die mank liep van de Spaanse griep, het krabben van aardappels. En hoe hij zijn stervende broer probeerde op te monteren met verhalen over de evolutie. Want dat aapje van de zigeunertak van de familie, dat was toch precies een klein mensje? Het kon niet anders dan dat we daarvan afstamden. Ja, Vermaning mag dan van zichzelf zeggen dat hij ‘denkt met zijn handen’, in zijn jonge jaren school in hem wel degelijk een kleine Darwin.

Zijn levensverhaal wordt subtiel ingekleurd door de muzikanten van Heksenhamer die elk hun eigen podiumpje hebben, op elke tribune een. Een Radiohead-achtig liedje glijdt over de Drentse velden, een zachte gitaarlick ondersteunt Vermanings monoloog. Het is fraai gedaan allemaal, inclusief de schimmen van oermensen die we in de verte ontwaren. Het verhaal overstijgt het persoonlijke en wordt een algemene geschiedenis van de armoede in de jaren na de oorlog, verteld door een bevlogen man.

Een bevlogenheid die gepaard gaat met een grenzeloos doorzettingsvermogen. Hij wroet in de aarde, jaar na jaar, overtuigd van het feit dat de grond schatten herbergt. Op zijn brommertje tuft hij eindeloos heen en weer tussen Hoogersmilde en het Drents museum om telkens weer te horen dat zijn speerpunten geen artefacten zijn maar natuurproducten.

Tot dat ene moment in januari 1965. Zijn vondst maakt van hem in één klap de beroemdste amateurarcheoloog van Nederland. Eindelijk erkenning. De speerpunt betekent het keerpunt.

Maar om roem te kunnen dragen, moet je sterke benen hebben. Niet alleen stijgt het Vermaning naar zijn hoofd en krijgt hij messianistische trekken (mooi verbeeld door hem op de voorlader van een trekker hoog boven de aarde te verheffen), hij begint ook tegenstanders uit de wetenschappelijke wereld te krijgen.

In de voorstelling worden die wetenschappers uiterst karikaturaal neergezet. Vanuit het perspectief van Vermaning wellicht terecht maar het maakt het verhaal erg eenzijdig. Alsof zijn versie ons per se door de strot geduwd moet worden. En dan is er geen affaire meer maar slechts de klaagzang van het slachtoffer ervan.

Op de vraag of hij de stenen wel of niet heeft vervalst, hebben de makers denkelijk het antwoord wel klaar. Dat luidt: nee. In het programmablaadje staat zelfs geschreven dat Vermaning gelijk had. Dat betreft weliswaar zijn opvatting dat er Neanderthalers in Drenthe zijn geweest maar het riekt toch ook een beetje naar vooringenomenheid. Zeker als daarop volgt dat ‘we daar best een beetje trots op mogen zijn’. Hoezo?

Het fascinerende levensverhaal van Vermaning leent zich natuurlijk bij uitstek voor een voorstelling en Wittermans slaagt erin je anderhalf uur aan zijn lippen te laten hangen. Toch overheerst na afloop een wat katerig gevoel. Omdat de tegenstem ontbreekt.

Foto: Reyer Boxem