Een paar meter boven de vloer zweeft een groot ruimteschip. Het draait traag rond en straalt via zijn gouden spiegels lichtstralen de zaal in, alsof het een boodschap probeert te zenden naar het publiek. Benjamin Abel Meirhaeghe brengt een futuristisch-historische samenleving van een andere planeet op het podium, die ons waarschuwt voor onze huidige manier van leven op aarde.

Een divers gezelschap van zeven performers komt rennend op klompen op, en gaat in formatie onder het ruimteschip staan. Ze voeren een dans uit, die doet denken aan een partnerdans uit een kostuumdrama dat zich afspeelt rond het jaar 1800. Door het geklop van de klompen, hun futuristisch-wollen outfits en hun glimlachende gezichten krijgt de dans iets vervreemdends: kijken we hier naar een vervormd verleden of is dit een space-community uit de toekomst, die voor even op onze aarde is neergedaald?

Wat volgt zijn verschillende acts: de ene performer onderzoekt hoe ze haar stem via gromgeluiden de ruimte in kan slingeren, de andere staat op zijn hoofd terwijl hij een lied zingt, een derde roept met schelle stem: ‘Every star, every planet is in place but you, planet earth!’ Het lijkt erop dat deze mensen van een andere planeet of uit een andere dimensie komen. Misschien om te onderzoeken hoe ze hier bewegen, rondlopen, en met ons kunnen communiceren. Hun vrolijke bewegingen en ontspannen manier van dansen lijken te zeggen: wij hebben onze eigen manier van leven gevonden, lichtjaren ver van jullie. Zijn ze hier om hun levenswijze met ons te delen, of willen ze ons, bewoners van de aarde, toch voor iets waarschuwen?

We zien de community bewegen, dansen, zingen en spelletjes spelen. Halverwege wordt er een groot oranje theaterdoek opgebracht: het volk van deze planeet heeft glimmend grijze onderjurkjes aangetrokken en lijkt een ’toneelstukje’ voor ons (of voor zichzelf) op te voeren. Ze performen om de beurt een kleine bewegingssequentie, als een toneelstukje of een spelletje hints. Dan doet een van de performers een kroon op zijn hoofd. Anderen strijken naast hem neer en voeren bewegingen herhaaldelijk uit, als een ritueel. Wat wordt er hier opgeroepen, gevierd, gezocht?

Het is interessant hoe Meirhaeghe futuristische elementen in dialoog brengt met het verleden. Zo rolt een houten wiel op geautomatiseerde wielen het toneel op; even later verschijnt een autovelg op geautomatiseerde wielen. Ook de klompendans in combinatie met het futuristische ruimteschip lijkt te willen vertellen dat we een universum zien waarin tijd wordt opgevouwen. Waar elementen uit verschillende tijden die lichtjaren ver van elkaar staan, elkaar opzoeken en samensmelten tot een nieuwe vorm. Het is een verfrissende beeldtaal die een voorstel doet om minder rechtlijnig over tijd en ruimte na te denken.

Maar het lukt me toch niet om me echt te laten beroeren door de scènes binnen deze alternatieve wereld. Meirhaeghe brengt vaker een groep performers op een non-hiërarchische en norm-bevragende manier samen, maar in deze productie lijkt er iets te zijn waardoor ik geen magnetische werking naar het werk voel. De beelden en scènes zijn vrij en ontspannen, maar misschien wat té vrij. Binnen deze realiteit lijkt van alles mogelijk, zonder echt een consequentie te hebben. Er staat weinig op het spel: het lijkt alsof de performers nergens spanning voor voelen. Hun pogingen om zichzelf te uiten gaan niet gepaard met schaamte, kwetsbaarheid of het gevaar om te kunnen falen.

Het doet me denken aan een moderne muziekpartituur zonder constante factoren. Zonder een dwingend, dominant ritme waartoe de individuele instrumenten of stemmen zich kunnen verhouden. Geen metronoom waar je vanaf kan wijken of precies op kan balanceren, met het gevaar en het plezier om er vanaf te kunnen vallen. Die constante, die houvast, mist in dit werk, waardoor er nauwelijks zwaartekracht en spanning wordt opgebouwd, die me mee naar binnen verleidt.

Het helpt ook niet mee dat de scenografie – los van het ruimteschip, dat bijna de hele voorstelling boven de performers blijft hangen – wel erg veel wegheeft van een gewone black box. Het toneelbeeld waar deze ruimte-community zich door begeeft, blijft visueel voor een groot deel de ‘gewone’ theaterzaal. Omdat de scenografie mijn verbeelding weinig stimuleert, lukt het me niet om me voor te stellen dat we hier naar een volk uit een ander universum kijken, met andere regels en wetten.

Gelukkig zijn er wel degelijk een aantal sterke beeldende momenten, die Meirhaeghe met durf in de grote zaal schildert. Een vuurregen die plotseling uit het grit naar beneden komt vallen. Twee performers met Gen-Z zonnebrillen die ernaar kijken, en er vervolgens een duet onder dansen. Alle performers die in het donker een vuursterretje aansteken en ermee een choreografie dansen. Een performer die met een meterslange stok rooksignalen in de lucht schrijft, en het publiek in de zaal lijkt te bezweren. Het zijn deze scènes, waarin het toneelbeeld volledig transformeert, die de wereld direct een magnetische werking geven. In deze beelden komt de wereld tot leven, en word ik meegenomen in de rituelen van een andere samenleving, die ver van ons hun eigen beeld- en bewegingstaal met ons delen.

‘Shelly Shonk Fiffit!’, roepen de performers de zaal in. Daarna volgen een aantal andere gescandeerde zinsdelen, die allemaal anagrammen van deze drie woorden lijken te zijn. De laatste drie woorden die we voor onze kiezen krijgen, zijn: ‘Finish Thyself, Folk’. Deze samenleving lijkt te willen zeggen dat we op aarde zijn gedoemd om te sterven, en dat we onszelf maar beter kunnen verlossen van deze manier van leven. Dus: zijn dit dan de nieuwe vormen van leven, spelen en maken die Meirhaeghe ons probeert aan te bieden? Misschien. Maar een samenleving die té vrij en harmonisch samenleeft, zonder enige vorm van tegenkracht, conflict of ruimte om te falen is toch helaas niet erg spannend om naar te kijken.

Foto: Fred Debrock