Muziek is niets anders dan vleesgeworden tijd. Als na enkele minuten onverwacht twee witte bloemblaadjes naar beneden dwarrelen in het stilstaande beeld van bomen in lentebloei dat wordt geprojecteerd op het voordoek, realiseer je je dat de tijd verstrijkt zonder zich iets aan te trekken van het menselijk bedrijf.

Dan opent het gesloten voordoek, en in een brievenbusvormig kader tegen een zwarte achtergrond waar alleen een enkele tak de lucht in priemt, betreedt de poppenspeler Hachirobe Nishihashi het toneel met een bijna levensgrote pop. De bespeler is van top tot teen in het zwart gekleed, zelfs zijn gezicht is verborgen door een zwarte zak die hij over zijn hoofd draagt. De pop, een jonge man klaarblijkelijk, kijkt onderzoekend om zich heen en stelt zich uiteindelijk zelfstandig rechts op, terwijl de bespeler het podium af loopt.

De poppenspeler keert even later terug, dit keer met een jonge vrouw. Heeft de jongeman haar opgeroepen? Is zij een geestverschijning? Een stille dialoog tussen beiden ontstaat en uiteindelijk maken ze een rondgang waarbij zij gedragen wordt op de rug van de jongeman. Uiteindelijk verdwijnt zij weer en laat hem achter. Het verhaal van hun ontmoeting wordt vervolgd in latere sequenties, waar we meemaken hoe de jongeman haar een vraagt stelt waar zij ontkennend op antwoordt; de jongeman verdwijnt en zij blijft alleen achter, ten prooi aan een fraai in gestileerd poppenspel verbeelde crisis.

Dit verhaal wordt doorsneden door sequenties die geprojecteerd worden op het wederom afgesloten voordoek. Een camera onderzoekt een tekening en gaandeweg voegen de details zich samen tot een in de Japanse klassieke kunst erotisch tafereel. Is dit de droom van het jonge stel? Is dit hun streven, hun verlangen, hun angst? Een tweede sequentie is in manga-achtige vorm een echo van de ontmoeting in de eerste scène: de jongeman ontmoet de jonge vrouw in het voorjaar en hun ontmoeting wordt uiteindelijk bedolven onder een sneeuw van roze lentebloesems.

Het moment waarop alles bij elkaar komt, is samengevat in een scène als de jonge vrouw op de grond ligt, bezweken onder haar crisis en de poppenspeler zijn masker afdoet en haar gadeslaat. De jonge vrouw komt vervolgens overeind, maakt contact met de poppenspeler en terwijl een pianobewerking klinkt van een van de populairste Music for the Millions-nummers, danst de speler met zijn pop een langzame, statige dans.

Deze vorm van poppenspel, joruri, lijkt verwant aan het bekendere bunraku, waar ook de poppenspeler, kurogo, geheel bedekt in een zwart kostuum inclusief kap, de pop bedient. Maar het grote verschil is de afwezigheid van de tayu, de verteller/recitant die samen met zijn shamisen-bespeler het verhaal vertelt, de stemmen van de poppen weergeeft en een vocale expressie bereikt die te vergelijken is met Berg of Schönberg in hun muziekdramatische composities. In deze voorstelling wordt echter geen woord gesproken en moet het publiek zelf de dialogen invullen. De muzikale begeleiding is hoofdzakelijk elektronisch, gecombineerd met belletjes en bellen van diverse soorten. Op een gegeven moment schreeuwt een mannenstem het langdurig uit, en tegen het eind klinkt de pianoversie van het muzikale materiaal.

Door dit totale gebrek aan tekstuele elementen, roept de voorstelling vooral vragen op. Kijken we naar variaties op een thema, gevat in poppenspel dan wel videoprojecties? De titel verwijst naar bepaalde seksuele praktijken, en in de tweede van de projecties wordt daar lichtjes naar verwezen, maar Sado blijkt vooral de naam van het eiland te zijn waar de poppenspeler zich gevestigd heeft. Hoe functioneren de videobeelden ten opzichte van de poppenkarakters? En wat doet die aantrekkelijke tekening à la Hokusai, de godfather van de manga, van die fitnessende man tussen de andere beelden?

De verschillende delen zijn dus koud naast elkaar gemonteerd, maar poppenspel, prentenboek of animatiefilm vereisen elk een eigen kijkhouding en leveren ieder een andere beleving op. Het verband om dit bij elkaar te brengen tot een samenhangende ervaring ontbreekt of is misschien zelfs wel niet de bedoeling. De muziek had deze lacune kunnen opvullen, maar de afslag richting sentimentaliteit die de compositie tegen het eind neemt, helpt ook niet: het blijft een optelsom van verschillende delen maar de mogelijke meerwaarde daarvan wordt niet verzilverd.

Foto: Niels Knelis