Opgewekt rennen en huppelen Adelheid Roosen, Lineke Rijxman, Titus Muizelaar en George Groot door de ruimte. Het publiek zit op stoelen rommelig verspreid door de ruimte, de levensvreugde van de acteurs is aanstekelijk en toeschouwers die elkaar niet kennen raken aan de praat. Maar dan stopt de muziek, en slaat de sfeer om. Deze vier acteurs spelen niet toevallig met elkaar in een voorstelling. Ze delen een pijnlijk verleden, wat ze in de openbare ruimte willen onderzoeken met ons als getuigen.

Roosen en Muizelaar zijn al lang een stel, maar in het verleden had hij een relatie met Rijxman. Roosen heeft zich vaak afgevraagd of er nog gevoelens onuitgesproken zijn gebleven tussen Muizelaar en Rijxman. Muizelaar praat sowieso te weinig, wordt hem verweten. Wat vijftien – of twintig – jaar geleden begon met een kerstvakantie, heeft zich inmiddels ontwikkeld tot een driehoeksverhouding met oud zeer en onbeantwoorde vragen. Achter gesloten deuren kwamen ze er niet uit, de veiligheid was te verleidelijk. Dus moet alles opengegooid worden.

Er ontstaat een razendsnel spel waarin de bal steeds naar de ander wordt overgespeeld, alle emoties uit de kast worden gehaald en het er zowel fysiek als verbaal heftig aan toe gaat. Met één handbeweging manipuleren de acteurs steeds de muziek om anderen te overstemmen of juist te dwingen om te praten, of zelf niet aan het woord te hoeven zijn. Soms spelen ze elkaar, zeggen ze wat ze willen horen van de ander. Vervolgens wordt het stokje doorgegeven: ‘En nu jij.’ Ze bewegen zich tussen het publiek door en verschuilen zich tussen de toeschouwers, die vanzelf deelgenoot worden. Het is rauw en zeer theatraal tegelijk.

George Groot speelt in dit alles de bemiddelende rol. Hij staat buiten het drama, maar wordt zelf ook steeds meer emotioneel geraakt. Zijn aanwezigheid zorgt er als een bliksemgeleider voor dat het stuk niet té therapeutisch wordt en dat doet hij knap. Daarnaast zorgt ook de toevoeging van een tweede verhaallijn, hoewel die wat minder uit de verf komt, ervoor dat de voorstelling niet blijft steken in relatietherapie. Groot speelt daarin een vaderfiguur, Roosen en Rijxman twee zusjes. Moeilijkheden in de liefde worden zo gekoppeld aan opvoeding en familiebanden. Het raakt wanneer Muizelaar vertelt dat hij bij vrouwen zoekt wat hij bij zijn moeder nooit gekregen heeft. Rijxman uit haar angst om op de tweede plaats te komen ook tegenover haar vader, met een schreeuw die ’s avonds nog in je oren nazingt.

Alle vier de acteurs laten zo veel pijn, verdriet, woede, liefde en geluk zien. Roosen en Rijxman blazen je omver met lekker grootse emoties, maar de stille worsteling van Muizelaar is misschien wel het mooist. Hij slaagt er maar niet in om te zeggen wat hij voelt. Het is frustrerend en hulpeloos tegelijk. De vrouwen spreken over ‘het jongetje in het blauwe broekje’ wat schuilt in Muizelaar. Een kind, waar ze voor willen zorgen en dat ze niet kunnen verlaten. Als je naar Muizelaar kijkt, die praat over een vlaggetje wat hij buiten ziet, zie je wat ze bedoelen. Het is ontroerend en pijnlijk.

In een uur word je als toeschouwer compleet overspoeld. Grenzen worden direct onder je neus – of nog dichterbij – opgezocht. De acteurs slagen erin om je in zo’n korte tijd van je geloof in zorgeloze liefde af te helpen, om je vervolgens toch weer met een sprankje hoop naar huis te sturen.

Luister hier een interview met Lineke Rijxman in de podcast Portretten van Toneelspelers. 

Foto: Leendert Vooijce