Terwijl enige tientallen meters verderop, in het Haagse gemeentehuis, de sloopkogel bij wijze van spreken in stelling werd gebracht, presenteerde het Nederlands Dans Theater 2 zijn eerste programma van het seizoen. Een avond dus niet alleen vol complexe beweging, maar ook complexe gevoelens, bij gezelschap en publiek.

Niet alleen wordt met het grillige Gods and Dogs, vol watervlugge duetten, hondsdol gegrom en ondanks een wat rauwere, ongepolijste belijning toch oogverblindende bewegingsconstructies opnieuw een beetje, voorlopig, afscheid genomen van het repertoire van Jirí Kylián. Maar ook nam de gemeenteraad van Den Haag afgelopen donderdagavond definitief het besluit dat het Lucent Danstheater, geesteskind van de destijds beginnende architect Rem Koolhaas, toen al fameuze choreograaf en artistiek leider Jirí Kylián en de immer inventieve zakelijk leider Carel Birnie, tegen de grond gaat, evenals de naastgelegen Anton Philipszaal. Op hun plek zal het Spuiforum verrijzen, een groots ‘cultuurpaleis’ waarin naast het Nederlands Dans Theater drie andere instellingen zullen worden gehuisvest: het Residentie Orkest, het Koninklijk Conservatorium en het Dans- en Muziekcentrum Den Haag. In 2018 moet de kolos zijn deuren openen.

Begrijpelijke treurnis dus bij het NDT, niet alleen omdat ‘het oude nest’, speciaal ontworpen om aan de behoeften van een dansgezelschap te voldoen, verloren gaat, maar ook omdat het daardoor enige jaren naar een andere locatie zal moeten verkassen. In het ergste geval is dat de Norfolk haven in Scheveningen, dat voor veel Hagenezen al niet een-twee-drie te vinden is, laat staan voor publiek van buiten de hofstad. En dat in een tijd van een artistieke transitie die juist schreeuwt om zichtbaarheid.

De huidige dansers van NDT2 kunnen straks zeggen dat zij nog hebben gedanst op het toneel van het Lucent Danstheater – omdopen tot het Carel Birnie Theater is er nooit van gekomen. En het is weer een mooie lichting jong talent, bleek meteen in het openingsballet Nichts (2008) van Marco Goecke. Diens uitgesproken bewegingstaal met het bijna voortdurend sidderen, schudden, dribbelen, fladderen is in Nichts in herfstsferen gehuld, vol windvlagen (en zuchtende dansers) die verkleurde boomkruinen laten ruisen en blaadjes laten vallen. Letterlijk: nu en dan schieten ‘onzichtbare’ figuren met bladerpompons uit de achtergrond tevoorschijn om een boom te vormen, een danser in een bladertutu te hullen. Keith Jarrett zorgt voor melancholieke pianoklanken, die wonderwel bij het neurotische vogueing-idioom passen, terwijl Jimi Hendrix later een storm van gitaargeweld over het toneel laat razen.

Nichts is een vat vol tegenstrijdigheden: romantisch en melancholisch, maar ook gejaagd en nerveus, watervlug en licht, maar ook verankerd in de aarde. Zo enorm specifiek als Goeckes bewegingstaal is, de dansers van NDT2 geven er een interpretatie aan alsof ze nooit anders hebben gedaan. Vooral het duet van Spenser Dickhaus en Fernando Troya is, ook door hun contrasterende lichaamsbouw, ontroerend goed en de kleine Dévi Selly imponeert met een watervlugge solo. Het stuk sluit even simpel als briljant. Als een wervelwind die langzaam tot rust komt, draait Dickhaus steeds langzamer om zijn as, perfect gedoceerd. Om met open mond naar te kijken.

De danstaal van de Spanjaard Cayetano Soto, een nieuwe naam bij NDT, vertoont wel enige overeenkomst met die van Goecke. Ook bij hem zijn flitsende bewegingen te zien, soms bevriezend en gefragmenteerd, ook bij hem een voortdurende innerlijke onrust die de dansers voortstuwt, een dreiging die hen achteroverdrukt. In Silver bullet zijn de duetten doorspekt met acrobatisch, onparlementair tilwerk, waarbij de vrouwen soms op een achteloze manier worden gemanipuleerd.

Op een kaal toneel, met ter linkerzijde een groep licht- en spotvaria, creëert Soto zo een desolate, nerveuze sfeer. Maar waar in Nichts alles vlijmscherp is, geplaatst en bovendien uitstekend geregisseerd, komt een en ander in Silver bullet veel willekeuriger over. Wellicht zou Soto beter uit de verf komen als introductie tot de dwingende trefzekerheid van Goecke.

Foto: Jan-Joris Bos