In Programma A van NDTII vatten Jiří Kylián en Hans van Manen in hun opeenvolgende choreografieën Sleepless (2004) en Simple things (2001) een rijkdom aan helder uitgekristalliseerde bewegingen. Ze maken het de toeschouwer mogelijk om vanuit schijnbaar eenvoudige thema’s psychologische ontwikkeling en onderlinge verhoudingen op de voet te volgen.

Het zijn uitdagende stukken voor de jonge dansers van NDTII en Programma A vormt een sterke opening van het eerste programma van dit seizoen. Bovendien introduceert het NDT twee nieuwe namen. Zowel de Amerikaanse Andrea Miller, choreografe en artistiek leidster van Gallim Dance in Brooklyn, als de Brit Douglas Lee, die ruim dertig jaar na Jiří Kylián zijn choreografisch debuut maakte bij het Stuttgart Ballet, creëerden nieuw werk voor NDTII.

Op het diepe, zwarte toneel van het Lucent Danstheater zijn een beige achter- en zijwand geplaatst die een gelijk gekleurde vloer omkaderen. Een berg modder ligt in de hoek waar de twee wanden bij elkaar komen, in de choreografie In medias res van Amanda Miller. Over die helling schiet bij aanvang een man vanuit de voorliggende ruimte omhoog. Zijn terugkomst naar beneden, strompelend, met zijn handen voor zijn ogen, is het begin van een reeks raadselachtige ontwikkelingen tussen twee mannen en twee vrouwen. Met dit sterke toneelbeeld en deze openingsscène verwijst Miller naar de mythe van Sisyphus, de man die als straf voor zijn opstand tegen de goden voor eeuwig een steen de berg op moest duwen om vervolgens toe te zien hoe deze weer naar beneden rolde. Andrea Miller ging bij Albert Camus te rade die hierover in 1942 een filosofisch essay schreef en daarin stelt dat we ons Sisyphus als gelukkig moeten voorstellen.

In de vervreemdende en absurde wereld van Miller evolueert de bewegingstaal van hoekig en spastisch (met een enkeling die versteend is) naar steeds meer vaart totdat ze organischer wordt. Ook het eindbeeld van In medias res nestelt zich op het netvlies wanneer we de vier dansers op het toneel zien, als spelende kinderen die elkaar achterna zitten als in een lang vervlogen en vrolijk verleden dat aan dit alles voorafging.

Terwijl het idioom van Miller tijdens haar voorstelling geleidelijk verandert, blijft Douglas Lee in Legion trouw aan zijn klassieke achtergrond. ‘Legioen is mijn naam, want we zijn met velen.’ Met Legion verwijst Lee naar een passage over innerlijke demonen in het Evangelie van Marcus. In zijn choreografie bewegen twee trio’s in verschillende formaties sierlijk en sculpturaal over de vloer, als afspiegelingen van elkaar, met een lichte en een donkere kant. Het toneelbeeld, een cirkel van onderbroken rails waarover grote lampen worden verplaatst, maakt net als de dans en de kostuums die schaduwzijde zichtbaar.

(foto: Joris-Jan Bos)