In ÔSS, een samenwerking met het inclusieve gezelschap Dançando com a Diferença uit Madeira, boort Marlene Monteiro Freitas de krachten aan van haar unieke dansers. In het even theatraal als punky dansconcert blijft Freitas trouw aan haar eigenzinnige taal en is de beperking vooral  aanleiding voor materiaal. Zes weergaloze performers sleuren ons mee in een ongrijpbare wereld vol extremen.

Geschminkte gezichten, staccato bewegingen, de manifestatie van kleur, het sobere decor met sokkels dat naar de beeldende kunst verwijst, het lichaam poserend als object of ingezet als instrumentarium; wie bekend is met het werk van de Kaapverdische choreografe Marlene Monteiro Freitas, herkent haar taal direct. Consequent keren die elementen terug in elk werk. Zo ook in deze productie met het bijzondere gezelschap Dançando com a Diferença, dat al ruim twintig jaar bestaat en werk creëert met internationaal bekende kunstenaars als La Ribot, Vera Mantero, Rui Horta en Tânia Carvalho. Waar het Britse inclusieve dansgezelschap Candoco zich manifesteert met wat we meer ‘pure’ dans zouden kunnen noemen, zoekt dit Portugese gezelschap vooral de beeldende kracht van performancekunst op.

ÔSS is een associatief werk, al lijkt er een verhaal schuil te gaan in de reeks theatrale beelden die Freitas met haar dansers creëert, het is er niet. Er wordt iemand geboren en er gaat iemand dood, er is liefdesverdriet, er is vertier en er is oproer, veel oproer. Toegankelijk maakt Freitas het wel, vooral dankzij de muzikale kracht van deze performance,  overigens ook een vaste waarde in haar werk. Bij de inloop in de zaal worden we al direct verleid door een springerige MC, die ons alvast opwarmt en aanzet tot het meeklappen op de maat. Denk niet dat je in een modern hiphop concert bent beland; want gaat het licht op het toneel eenmaal aan, dan klinkt het gedragen werk van Schubert en Strauss. Freitas scrolt zo vrijelijk door muziekstijlen, zelfs Rihanna heeft haar plek daarin.

Ook de dansers zelf produceren geluid: in virtuoze jabbertalks, raps, schreeuwen of elektronisch vervormde liefdessongs. Soms uitgevoerd in solo’s, soms en groupe begeleid door een snerpende gitaar of handdrum. Het terugkerende geluid van scheepshoornen, pauken en trompetten bepaalt intussen de grote lijn in het ritme van het stuk. Die gedragen, wat militaire, rituele ingrediënten (ook een vaste waarde in Freitas’ oeuvre) proeven we ook in de bijdragen van twee mannelijke dansers die met hun witte kostuum en pet zijn opgetuigd tot scheepskapitein. Met hun staccato, unisono bewegingen bewaken zij de orde in de chaos die ontstaat, en vormen zij de aanzet van parades door het decor.

Het aanvankelijk voornamelijk witte landschap krijgt steeds meer kleur, dankzij wisselingen van kostuums en props. Elk detail doet ertoe in die esthetiek. Als één van de fenomenaal spelende dansers (wie helpt me aan haar naam) uit een teiltje valt en zich verkleedt als politieagente, is ook nagedacht over de kleur van de stompjes van haar bovenbenen. In het spel van deconstructie en constructie krijgt alles aandacht en zo zijn ook de continue  ‘trembles’ van één van de dansers aanleiding voor de consequentie van beweging en muziek. Dit is wat ÔSS zo bijzonder maakt.

Hoe ongrijpbaar dit werk ook is, tot op het bot (de letterlijke vertaling van ÔSS) zet Freitas de kracht in van haar dansers. De gezamenlijke zoektocht naar de ‘harde’ en ‘zachte’ delen van het lichaam wordt zo een mysterieuze, zintuigelijke reis langs extremen. Eén ook waar je je aan over moet geven, handvatten zijn er niet. Wel handschoenen overigens; ze lijken op de poten van reptielen.

Foto Júlio Silva Castro