Als zeevogels met olie in contact komen, komen ze daar niet meer vanaf. De olie hecht zich eerst aan hun veren, trekt dan door hun huid, belandt langzaam in de bloedbaan en uiteindelijk in hun hart en hersenen.

Dat vertelt een kustbeheerder (Gerard Bell) die al sinds 1978 resten van dode vogels telt en verzamelt op de Shetland-eilanden. Hij is het hoofdpersonage van Opera and Steel, de hybride voorstelling van beeldend/performancekunstenares Grace Schwindt bij het festival Something Raw in Amsterdam. Zijn verhaal wordt afgewisseld door sopraan Lisa Cassidy in een wit-zilveren jurk, een acrobate in een rood glitterpak die handstanden maakt, twee man ingetogen muzikale begeleiding en een danseres in een monosuit, eerst nog met een kartonnen kwallenmasker op.

Het is niet geheel duidelijk waar we naar kijken, en dat is natuurlijk ook precies de bedoeling; Something Raw is een ‘dans- en performancefestival’ voor moeilijk te plaatsen bewegingstheater. Al staat hij als danser op de rol, de vogelman ziet eruit en klinkt alsof hij daadwerkelijk is wie hij vertelt te zijn: hij heeft er de leeftijd naar en ook verder het gelooide, Jeremy Corbyn-achtige uiterlijk van iemand die veertig jaar dagelijks langs de gure kust trok.

Vaak vindt hij alleen de vleugels, vertelt de vogelman – want raven eten geen vleugels. Zijn sombere verhaal staat in een mild absurd contrast met het trage circus dat zich om hem heen afspeelt, en waar hij zelf ook een paar passen in meedanst. Dat circus zit vol visuele verwijzingen: de acrobate heeft vinnen aan haar glitterpak, de zangeres ziet er met gespreide armen uit als een meeuw, de danseres draait met een sculptuur van grote stalen vleugels. Zelfs het geluid van de klankschaal en marimba zou je als ‘oceaanmuziek’ kunnen classificeren. Het heeft wel iets van een klein geheugenpaleis, waarin elk idee met een beeld verbonden wordt en in een vakje wordt geplaatst.

Ruwe of slecht geraffineerde olie, vervolgt vogelman, is ook gevaarlijk voor mensen: het vreet zich evengoed door je eigen huid heen en als je het inademt, word je duizelig. Even later begint hij zelf te hallucineren. De resten van een vogel in zijn hand vallen samen met de hand van zijn dochter, en hij ziet zijn vader verschijnen. Het zou zelfs kunnen dat hij doodgaat.

En dat was het dan. Als statement tegen de olie-industrie blijft het poëtisch en ingetogen. De getallen van aangespoelde vogels en de korte beschrijving van een olieramp in de jaren tachtig zijn ook duidelijk genoeg; een oproep tot actie had niet in het dromerige tableau gepast. Eerder is het een melancholische reflectie op de eigen futiliteit, maar dan wel een omringd door dansende kwallen en een rondtollende diva.