Sinds de mens het vuur uitvond, is hij niet meer gestopt met het uitvinden, knutselen en produceren van allerhande spullen. Toen een slimmerik de lopende band uitvond, is de hoeveelheid van gebruiksvoorwerpen om ons heen alleen nog maar meer geëxplodeerd.

Die lopende band speelt de hoofdrol in de voorstelling One hot minute van Touki Delphine. In een oude Leidse ambulancepost loopt de door Theun Mosk ontworpen band van niets naar nergens. Van rechts naar links – wat op de een of andere manier prettig onnatuurlijk aanvoelt – schuiven in anderhalf uur allerlei voorwerpen door het beeld: krukjes, laddertjes, bakstenen, kamerplanten, ballonnetjes, een kip, een stofzuiger, een tennisballenkanon, muziekinstrumenten, een gasbrandertje, stoelen en de vier muziektheatermakers van Touki Delphine.

In eerste instantie lijken de heren de geschiedenis van de mensheid in chronologische volgorde te gaan vertellen. Met een simpel, zwart ballonnetje, een versterker en een hand stuiterballen beeldt John van Oostrum even mooi als doeltreffend de oerknal uit, waarna een bakstenen tijdperk en een dronken ridder met een fakkeltje volgen.

Maar vervolgens begint de chronologie uit de rails te lopen en volgen de spullen en beelden op de lopende band elkaar in een steeds sneller tempo op. Het publiek moet zelf de relatie daartussen maar proberen te leggen. Houvast zijn in elk geval de kleurrijke, absurdistisch beeldtaal en de fijne muziek die alle voorstellingen van de Touki’s kenmerken.

Hoe verder de voorstelling vordert, hoe meer de voorbijschuivende veelheid gaat fascineren. Wat heeft de mensheid eigenlijk veel uitgevonden. Dankzij de massaproductie die van de lopende banden rolt, zijn we ons niet meer bewust van het feit dat alles om ons heen een keer bedacht is. De Touki’s creëren daarom even de tijd om naar de grote hoeveelheid vormen te kijken die stoelen kunnen aannemen en naar de verschillen in schijnbaar gelijkvormige bakstenen. Daarmee is One hot minute een muzikale ode aan het doodgewone ding, waarin wellicht ook de hand van begeleider Benjamin Verdonck te herkennen is.

Maar de voorstelling is ook een lofzang op de mens die het nuttige en het nutteloze mogelijk maakt. Beeldschoon is de scène waarin – analoog aan de eindeloze rij bakstenen – een eindeloze rij blote mensenlichamen voorbij schuift. Op een ander moment zien we de evolutie van de muziek, waarbij een primitieve muzikant bij elke doorkomst weer een ander instrumentje heeft uitgevonden. Even geestig als ontroerend is de scène waarin Van Oostrum wanhopig probeert een uitvinding van een tentstok, tape en vershoudfolie in elkaar te flansen voor hij in de vergetelheid verdwijnt. Analoog daaraan weigert Arend Pinoy zich de coulissen in te laten rollen terwijl hij publiek heeft, waarvoor hij een klein dansje kan doen. Daarmee leggen de Touki’s een mooi verband tussen de uitvinder en de kunstenaar. Allebei proberen ze uit alle macht iets van zichzelf achter te laten voor ze weer in het grote niets verdwijnen.

Foto: Saskia van Leeuwen