One minute of 61 seconds
door: Ohad Naharin
Batsheva Dance Company
met muziek van PJ Harvey
gezien in Internationaal Theater Amsterdam
★★☆☆☆

Eerlijk is eerlijk, uw recensent van dienst is geen ‘vriend’ van de dans. Waarschijnlijk speelt mee dat ik zelf beweeg als een zak aardappelen die wordt voortgeschopt, maar ik kan me toch niet aan de indruk onttrekken dat je maar op een x aantal manieren van rechts naar links kunt hupsen. En dat meestal voor het einde van de eerste helft al die manieren uitputtend zijn behandeld. En dan ook nog in vleeskleurige pakjes. Het enige wat het oplevert is dat je na afloop je geliefde aankijkt en mompelt: ‘Jaha, de sportschool. Maar spieren zijn zwaarder dan vet, dus zoveel minder weegt zo’n danser heus niet.’

Dus ware het niet dat hoofdredactionele burelen themselves mij attendeerden op dit evenement van het decennium, was ik niet gegaan. Aan sommige voorstellingen ben je dan toch je pen verplicht als recensent. Die dien je door je hoofd te laten walsen als goede cognac in een mooi hogeropgeleid glas, omdat een recensie toch het vagevuur van de geschiedschrijving is. En ik moet zeggen dat in de research vooraf al veel plezier naar boven kwam. Misschien zelfs een hernieuwde bewondering.

One minute of 61 seconds is een poëtische titel. Er kan een smeekbede in gelezen worden: laat het nog even niet voorbij zijn. Maar in dezelfde woorden zit ook een bevel en onverbiddelijke natuurwet. De tijd kan niet eindeloos worden opgerekt. Naharin laat een twintigtal dansers van links naar rechts van voor naar achter bewegen, als een groep zwaluwen. Ze jagen op onzichtbare kevertjes en vlinders. Telkens als één danser het voortouw neemt, volgt de rest. Elk van de dansers blijft onderdeel van de zwerm die repetitieve, gedisciplineerde manoeuvres uitvoert. Het zijn aanvallen die soms worden afgekapt en soms helemaal worden afgewikkeld, tot ze op de meest linkse flank van het podium staan en even stilvallen om het daarna weer op te pakken. Zo’n volledige afwikkeling van deze beweging gebeurt vijf keer. Daarna zakt de helft van het ensemble naar de grond, de rest loopt onaangedaan weg. Het lot, zo lijkt Naharin te willen zeggen, ontloop je niet. Maar soms kun je het uitstellen tot de laatste, aller-allerlaatste-en-een-halve seconde. En dat kan er erg mooi uit zien. Zeker in het geval van Batsheva Dance Company.

Het eindbeeld lijkt een verwijzing naar de Griekse mythes. Rondom de moedeloze lichamen dwarrelen hyacinten uit het grid, tot er een voetbalveld aan rode stervormige bloemen is. De kenners onder ons weten het dan al: dit is Ajax. De klassieke held die zich op zijn eigen zwaard wierp, waarna uit zijn bloed hyacinten groeiden. Maar misschien heeft Naharin andere bronnen gebruikt dan Griekse helden. Het is in elk geval een bloemenzee die de makers meer dan toekomt. De draai aan het einde is een mokerslag die ik niet zal verklappen, maar hij deed iedereen in ITA bij de premièreborrel verslagen op het Ajaxterras staan. Gek hoe je je, na het krijgen van zoveel moois, toch beroofd kan voelen. Een voorstelling zou toch een fijne avond uit moeten zijn en geen klap in het gezicht of overval op het goede gemoed. Zonde.

Misschien was het allemaal de bedoeling, maar het is voor mij toch een reden om bij de volgende zachte dwang de beker aan me voorbij te laten gaan. Als ik zo hongerig en teleurgesteld de avond in wil, bestel ik wel een big mac. Kan ook aan het Leidseplein.

Voor Theatermaker schrijft Tjeerd Posthuma recensies over voorstellingen die hij niet gezien heeft.

Dossiers

Theatermaker juli 2019