Hoewel de voorstelling gemaakt is door de Griekse danser en choreograaf Ioanna Paraskevopoulou zouden we ons wanen in de studio van een Nederlandse hoorspelstudio, toen de hoorspelkern tussen 1947 en 1986 nog bestond. We zien de vaste attributen als een bak met bladeren en grind, een gootsteenontstopper, een teil met water, een blaasbalg, een rolscherm, een paraplu en meer. Hiermee kun je geluiden nabootsen bij stomme films, althans, zo is het begonnen. De voorstelling MOS in Julidans roept dit bijzondere genre weer op. Inspiratiebron vormt de komische film Monty Python and The Holy Grail (1975) waarin de graalridders twee helften van een kokosnoot tegen elkaar slaan om het geluid van paardenhoeven te suggereren. Kataklop-kataklop.

Paraskevopolou en danspartner Georgios Kotsifakis treden in MOS op als ware geluidskunstenaars én dansers. Ze zijn geïnspireerd door de Foley-filmgeluidstechniek, vernoemd naar de Britse  pionier van het geluidseffect Jack Foley. Hij gaf zijn naam aan de foley artist, degene die verantwoordelijk is voor de soundtrack. Meestal creëert men geluiden met allereenvoudigste middelen, zoals die kokosnoten.

De uitvoering begint dan ook met de omstandige uitleg, ontleend aan Monty Python, hoe een kokosnoot zodanig te prepareren dat de beide helften perfect hoefgetrappel kunnen suggereren. Op een filmscherm op de achtergrond zien we paarden voorbijrennen, schitterende dieren in de prachtige ritmiek van hun draven. Maar er is veel meer te zien in deze slechts drie kwartier durende spannende en ook lichtvoetige dansperformance.

Eerder in Julidans was het duo te zien in de openingsvoorstelling Larsen C van Christos Papadopoulus over het dreigende smelten van de poolkappen. Nu treden Paraskevopoulou en Kotsifakis samen op in een volmaakt harmonieus samenspel. Ze maken niet alleen geluid bij een reeks van filmfragmenten, maar het is ook omgekeerd: de filmfragmenten zorgen ook voor geluid bij hun dans. Het is vooral dit samenspel tussen beeld en geluid, tussen dans en geluidseffect dat de voorstelling tot een spannend en zinsbegoochelend geheel maakt.

We zien een zwart-witfilm over hoe de mens wil vliegen met vogelvleugels, waarbij Paraskevopoulou met een open- en dichtvouwende paraplu het geruis van vleugels nabootst. Maar de persoon in kwestie ploft met een klap op de grond, en dat horen we ook, bhwam. Er is het wonderbaarlijke filmfragment waarin tientallen zwemsters, allen identiek met witte badmuts op en licht badpak aan, prachtige bloemmotieven en bloemenranken vormen op het water. Ondertussen spettert het tweetal met water in een babybadje. Het contrast is mooi: de ernst van de zwemsters en het vrolijke watergespetter uit het badje.

Zelf imiteren ze ook hoefgetrappel, met tapdansschoenen aan. Halverwege de voorstelling geven ze een geweldige en uitputtende tapdansshow weg, die perfect wordt uitgevoerd in snelle ritmiek en heftige percussie van hun schoeisel. Dit is een vorm van geluidservaring en dans tegelijkertijd. Als je naar Pareskevopoulou en Kotsifakis kijkt en luistert, dan is uit elk voorwerp geluid maken mogelijk. Zij verbinden dat met dans, en zo scheppen ze hun eigen geluidsbron én dansperformance tezamen. Dat is een briljante vondst.

Foto: Pinelopi Gerasimou