Op de bühne, compleet in duisternis gehuld, staat één enkele performer. Zijn naakte rug wordt fel uitgelicht. De wervelkom, een elastische, verplaatst zich in minuscule schokgolfjes van horizontaal naar verticaal, vervolgens terug. Hij symboliseert het topje van een ijsberg. Aan de oppervlakte is nauwelijks iets af te lezen, maar daaronder weet je dat het tekeergaat, heftig stroomt.

Larsen C, de nieuwstevoorstelling van de Griekse choreograaf Christos Papadopoulos en openingsvoorstelling van de 31ste editie van Julidans, verwijst naar de grootste en met tienduizend jaar oudste ijsplaat van Antarctica, waarvan een deel in 2017 afbrokkelde. Natuurlijk vindt de choreograaf klimaatverandering belangrijk, maar wat hem vooral intrigeert, vertelde hij in dit interview, zijn de minieme verplaatsingen van al dat ijs. Zes performers vloeien in, uit en langs elkaar. Hiermee verbeelden ze op dromerige, buitenaardse wijze een poollandschap dat langzaam te gronde gaat.

Opdoemend vanuit het donker verschijnen de andere vijf performers. Beurtelings bewegen ze zich het gezichtsveld in, enkel hun bleke armen worden in de spotlights gezet. Gehuld in los vallend matzwart latex (kostuumontwerp van Angelos Mentos) lijken ze één te worden met deze tweede huid. Ze duiken op en trekken zich terug, golven en verschuiven. Keer op keer op keer, telkens vanuit een andere hoek.

Papadopoulos’ choreografie verplaatst zich over het hele podium, van ver achterin tot dicht op de eerste rij. Wat begint in diagonale lijnen, breidt zich uit naar weids opgezette vierkanten. De dansers, eerst los, maar later in duet en sextet, verliezen elkaar zelden uit het oog. De mimiek blijft ijzig. Hun strakke Griekse kaaklijnen en de blikken op oneindig, verraden weinig. Soms word je ineens, heel discreet, opgeschikt door een knipoog, een trillend ooglid. Al sterft een dergelijk contactmoment met het publiek net zo snel weer weg.

Het sounddesign van Girogos Poulios knarst, kraakt en ruist. Dit zijn smeltende poolkappen op de toppen van hun kunnen. Zijn geluidslandschap is een combinatie van onderwatergeluiden, zeedieren, tektonische en menselijke activiteiten. Je hoort de geluidsseinen van een naderend schip gehuld in mist, of is het een stoorzender, die uitzendt op dezelfde frequentie? Het geheel wordt sporadisch afgewisseld met de schelle herrie van een pinguïnkolonie, ofschoon ze nooit dichtbij komen, altijd op veilige afstand blijven.

De voorstelling valt uiteen in drie duidelijke delen. Het eerste stuk heeft vrij lang nodig om over te gaan in het tweede gedeelte, waarin het gezelschap als een lawine van ijs, schokkend vanuit hun binnenste, over het podium beweegt. Hierin worden ze begeleid door muziek die aandoet als het kloppen van een overstuur hart, dat overgaat in pompend elektronisch geluid. Een aantal momenten beklijft. Zo is er de herhaaldelijke golfbeweging van zes paar naar rechts zwaaiende armen, waarna de lijven er tegen de klok in achteraan zwieren.

In het laatste gedeelte wordt de zaal gehuld in een dicht rookgordijn. Achter op de bühne schijnt de zon steeds feller. Als omgekeerde versies van de Venus van Botticelli verdwijnen de performers volledig in de mist. Dit keer geen uitgelichte hoofden, rompen of afgehakte armen, enkel losse handen, die zich dromerig een weg door de lucht banen.

Met Larsen C bewijst Papadopoulos zich als waarnemer van minimale bewegingen die, door immanentie en herhaling, leven genereren. De voorstelling is daarmee een prachtig eerbetoon aan de stille overdracht van lichamen: een metafoor voor het leven dat vooruit gaat, al hebben we geen flauw benul waar en wanneer het zal eindigen.

Foto: Pinelopi Gerasimou