Toneelschap Beumer & Drost maakt een vermakelijke vijf kwartier durende voorstelling die altijd en overal gespeeld kan worden. In theaters, huiskamers, tuinen en parken. Voor dertig mensen, voor honderd mensen of nog meer. Altijd op anderhalve meter afstand. Ontzettend actueel dus. Maar Moord op de Wega is niet geïnspireerd door de huidige coronacrisis, maar door een detectiveverhaal uit 1937. En Peter Drost had deze ‘tafeltheatervoorstelling’ al langer in de planning.

COVID-19 speelt dan ook geen enkele rol in de voorstelling, op de korte inleiding na. Daarin speelt Peter Drost Irwin Toonder. Deze werkte aan een grote tentoonstelling over zijn grootvader Marten waarbij hij een onuitgegeven manuscript uit 1937 ontdekte. Een slimme theatrale omkering van de postume uitgave (2013) van Marten Toonders Tim MacNab zoekt kopij waarvoor kleinzoon Irwin juist het nawoord schreef. Geen Tom Poes, geen Olivier B. Bommel, waarschuwt Irwin. Geen beeldverhaal, maar een detective. Maar omdat door het virus die grote tentoonstelling niet door kon gaan, besluit Irwin samen met zijn assistent Paul R. Kooij het manuscript met het publiek te delen.

Voordat wordt begonnen, volgen nog meer waarschuwingen: beide heren zijn geen acteurs, benadrukt Drost glimlachend. En Kooij is weliswaar heel goed in knutselen met ijsstokjes, maar verwacht van hem zeker geen decor, hooguit iets dat lijkt op een schip. Dat schip op schaal 1:300 is niet alleen de locatie van de handeling, maar tevens het centrale object waarover beide spelers zich gedurende de voorstelling meerdere malen peinzend buigen. Het model is geplaatst op een pakweg twee meter lange tafel waaromheen Drost en Kooij zich voortdurend verplaatsen, uiteraard op het gemarkeerde speelvlak blijvend en vrijwel constant op anderhalve meter van elkaar.

Belangrijkste personages zijn kapitein Sixma en de Amerikaanse journalist MacNab, maar door hoofddeksel op hoofddeksel af, jasje aan jasje uit is meteen duidelijk wie van de andere personages nu uitgebeeld wordt. Daarbij helpt de tekst van Toonder die clichés niet schuwt (de Chinees is onderdanig en uiteraard aan opium verslaafd; de Duitser praat niet, hij blaft; de Amerikaan is vooral lomp en zelfingenomen; vrouwen zijn vooral wulps en verlegen), maar juist door dit in het spel enorm uit te vergoten weten de spelers daar ook weer de spot mee te drijven. Alle personages zijn van bordkarton.

Echt spannend is de plot niet. Het behelst een ietwat oubollige klassieke whodunit, met de nodige zijlijntjes die alleen maar meer verdachten van de twee moorden op vrachtschip S.S. Wega opleveren. Toonder zelf noemde het een uitprobeersel van een vijfentwintigjarige, en plot is hier dan ook volkomen ondergeschikt aan het enorme speelplezier dat Drost en Kooij laten zien bij het jongejannen van alle rollen.

Moord op de Wega staat mijlenver van de radicale en vervreemdende bewerking die Toneelschap Beumer & Drost maakte van Jules Vernes De reis om de wereld in tachtig dagen, is niet zo scherp en actueel als Comeback, maar ligt meer in lijn met liefdevolle voorstellingen als Dick Bos en het onvolprezen Erik of het klein insectenboek. Voorstellingen waarin het vertellen van een verhaal, hoe ongeloofwaardig of gedateerd ook, het belangrijkste is. Tegelijkertijd is Moord op de Wega ook een ode aan het hoorspel. De geluidseffecten zijn voorspelbaar, maar doeltreffend en worden door de spelers zelf gestuurd middels een tablet op de tafel.

Moord op de Wega is nadrukkelijk net zo niet actueel als Agatha Christies The Mousetrap, maar kan altijd volgens de op welk moment dan ook actuele RIVM-regels gespeeld worden. En we weten allemaal hoelang The Mousetrap al speelt.