Richard Siegal danste bij diverse gezelschappen in New York en daarna in Duitsland bij balletvernieuwer William Forsythe. In 2002 richtte hij The Bakery op, een platform waar dans-, muziek- en videokunstenaars samen met software-ingenieurs, filosofen en architecten brainstormen. Op verzoek van Johan Simons van de Ruhrtriennale begon Siegal aan een trilogie over Dantes Divina Commedia. Het eerste deel, Model, was gisteravond in Amsterdam te zien. Een bombardement aan licht en geluid, maar komisch of goddelijk was het niet.

Harde knal. Felle spot aan, spot uit. Het is begonnen. Choreograaf Siegal wil ons fysiek bij zijn voorstellingen betrekken en overdondert ons daarom met veel licht en veel geluid. Zelf geniet hij er van om in zo’n omgeving te dansen – voor hem is dat de hemel. Maar wat voor de een de hemel is, is voor een ander de hel, zegt hij er in een interview al bij.

Het publiek was gewaarschuwd: er wordt veelvuldig gebruik gemaakt van stroboscopen. Bij de programmavellen waren bovendien oordopjes aangereikt. Dan valt het in dit eerste deel, Metric Dozen, allemaal nog mee. Tien dansers, uit The Bakery en uit het Bayerisches Staatsballett, paraderen heen en weer over het podium. Ze worden opgestuwd door een stevige, lage en dreunende beat – het is partytime. Het licht gaat telkens aan en uit, steeds duiken de dansers ergens anders op, iedere keer in andere formaties. Losse korte fragmenten zijn het, brokjes videoclip of foto’s. Het tiental is unisex gekleed in zwarte glimmende slips en tops, beschilderd met zilverkleurige accenten. Met hun voguingpassen lopen ze beurtelings op ons af om te laten zien wat ze in huis hebben en dat is heel wat. Sexy doorknikkende heupen, megagespierde benen, ultrasoepele gewrichten, nonchalant wapperende handen. Vooral de vier heren vallen op, zij krijgen ook de meeste ruimte. Hun uitstraling is wellustig, trots en verleidelijk.

Maar, stelt Siegal, dans moet niet alleen mooi zijn, als choreograaf wil hij ook provoceren. Na de pauze barst in Model de hel los. Het licht is hard en koud wit en komt van vierkante panelen die soms zo staan opgesteld dat ze recht in onze ogen schijnen. De soundscape van Lorenzo Bianchi Hoesch mixt zware bastonen met scherpe metaalklanken en het geluid van automatische wapens. De kostuums zijn nu crèmekleurig en vol horizontale scheuren, waardoor de danserslijven naar skeletten lijken te verwijzen. En weer is er die losse structuur van opkomen en afgaan, veel alleen dansen en af en toe een kort duet of trio. De gede- en gereconstrueerde klassieke techniek, een onttakelde dramaturgische lijn, flarden tekst die als richtingwijzer fungeren – we kennen het van Forsythe en het is er allemaal. ‘Voor de afgewezenen een hel, voor de uitverkorenen een paradijs’ zijn de woorden van Jorge Luis Borges die we op een scherm lezen. Daarmee sijpelt een verwijzing naar de wereld buiten binnen. Siegal ziet overeenkomsten tussen Dantes wereld en de huidige tijd van cynisme en secularisme. Aha, dat is wat hij met deze oneindig ronddolende dansers en kille sfeer wil vormgeven.

Aan het begin van de choreografie draaien de dansers pirouettes over de omtrek van een lichtcirkel. Aan het eind doen ze dat weer. Van achter het toneel klinkt woedend, hysterisch, doodsangstig gegil. Op het toneel manipuleert een man met zijn fysieke kracht een vrouw. Geen mens is een ander mens genaderd. Aan deze hel valt niet te ontkomen.

Foto: Ursula Kaufmann