Aan de achterwand van het toneel hangen schilderijen van vrouwen. Door Mylou Frencken zelf gemaakt en het decor van haar nieuwe kleinkunstprogramma Minnares. Het zijn portretten van wereldberoemde en minder bekende minnaressen. Mata Hari, Marilyn Monroe, vrouwen met een smoezelig imago. Frencken wil wel eens een milder beeld scheppen, vragen stellen waarom dat is en neemt en passant ook even een lacune in de emancipatie van de vrouw mee: waarom de shit meestal over de minnares wordt uitgestort, zelden over de man die de minnaar is.

Frencken vertelt en zingt erover en doet ook een boekje open over haar eigen minnaressenverleden, waarin weleens een huwelijk is gestrand. Fijn begeleid door gitarist, bassist en violist, opent en eindigt ze dit programma met een lied waarin ze haar verlangen uitspreekt teder te zijn, maar waarvan de slotregel luidt: ‘maar alles wat ik doe is wreder zijn’.

Opvallende onderdelen van Minnares zijn haar dagboekfragmenten. Toch wel pijnlijke ontboezemingen uit een vorig leven, over haar huwelijk met een onaangepaste cabaretier en regisseur, waarin ze zich meer minnares voelde dan echtgenote en moeder van hun kind. Wat na zijn dood is gebleven is oud zeer, waar de tijd overheen is gegaan en dat in deze voorstelling daarom liefdevol aan de oppervlakte mag komen.

Het bijzondere aan dit programma is dat het tot stand kwam met hulp van crowdfunding, via het platform Voordekunst. Ze haalde om en nabij de vijftienduizend euro op om het te maken en haar muzikanten en technici te betalen. En veldonderzoek te doen naar ‘hoe heb je lief’.

De minnares zat en zit nog altijd in een verdomhoekje. Minnares betekent drama, opwinding, achterdocht, jaloezie, vreemdgaan, bedrog, huwelijken die kapot worden gemaakt en schandalen. Ze heeft het aan talrijke vrouwen én mannen gevraagd. En moest vaststellen dat de mooie en ware betekenissen ‘diep beminnen’ en ‘liefhebben’ kennelijk zijn vergeten.

De Haarlemse, mede-oprichter van het knusse theatertje ‘de Liefde’ waarin ze dit programma in première liet gaan, neemt ons mild spottend en zachtaardig mee naar de verre uithoeken van het beminnen. Daar waar dat gevaarlijk wordt omdat het fatsoen heeft bepaald dat zoiets ‘buiten het boekje’ is. Monica Lewinsky hangt geschilderd aan de achterwand. Beroemdste boegbeeld van het drama dat een jonge vrouw overspoelt als ze door een machtige man wordt begeerd en afgedankt, vervolgens door de publieke opinie door het slijk wordt gehaald en tot ‘nationale hoer’ wordt gemaakt.

Frencken wijdt een fraai lied aan haar waarin ze een zelfbewuste Lewinsky in een restaurant situeert. Tien jaar later en met evenzoveel jaren therapie achter de rug. En daar komt Bill Clinton binnen. ‘Verrek, het is ‘m’, is telkens de beginzin van het refrein.

Mylou Frencken behoort al vele jaren tot het begaafde groepje liedschrijvers in de cabaret- en kleinkunstwereld. Haar liedjes zijn vaak verhaaltjes op zich. In elk programma van haar zitten er wel die je in je ziel raken. Aan het slot van Minnares zitten een paar van die juweeltjes.

Aan de minnares kleeft iets smerigs, iets wanhopigs. Minnaar zijn is een stuk makkelijker. Lewinsky en Clinton zijn ook het perfecte voorbeeld van de nog altijd staande praktijk dat mannen ‘naar beneden’ minnen en vrouwen ‘naar boven’. Mannen neuken met de stagiaire, de huishoudelijke hulp, de ondergeschikte op het werk. Vrouwen doen het met de chef, met politici, met de macht. Jawel! Leve het cliché! Waarbij de man met een minnares nog vaak een ‘ondeugd’ of een ‘kwajongen’ is en een minnares een slet. Niet gewoon ‘een mens’.

Foto: Rob Ouwerkerk