Het publiek zit verdeeld over vier tribunes. In het midden staat een grijze keukentafel, waar vier mensen aan zitten. Vrouw, oma, kleindochter en man. Boven de tafel hangt een tl-lamp die koud licht op hun gezichten schijnt. Ze eten zwijgend een bordje met risotto. We horen alleen het geklingel van hun bestek, af en toe neemt iemand een slokje water. De spanning boven de keukentafel is te snijden, de stilte staat bol van onuitgesproken pijn en verdriet. Plotseling gaat de vader onder de tafel zitten en schiet in een harde huilbui. Wat is er hier aan de hand?

In Il Disperato (De Wanhopige) schetst Marleen Scholten een nucleair – of een doodgewoon – gezin, dat vastzit in hun huis. Ze eten, praten en zingen samen. Ze dansen op muziek van Stromae en spelen samen hints om de tijd door te komen. Maar onder de oppervlakte groeit de spanning tussen de vader en moeder des huizes. Zij heeft nog een baan, die ze digitaal kan uitvoeren, en dus een uitlaatklep. Hij is werkloos.

Hun dochter zet haar koptelefoon op en luistert naar David Bowie onder de keukentafel en leert zichzelf Tiktok-dansjes aan. De oma blijft bedrukt voor zich uit staren, terwijl ze haar vork door de gele rijst laat gaan. Speelt dit gezinsdrama zich af midden in het COVID-tijdperk? Er wordt wel naar gehint, maar het zou ook kunnen zijn dat er iets anders aan de hand is waardoor deze gezinsleden niet kunnen ontsnappen aan de kleine ruimte van hun huis. Armoede en werkloosheid bijvoorbeeld.

Het script is bijna een filmscenario. De dialogen zijn realistisch en worden op een enkele theatrale ingreep na ook zo gespeeld. Het werkt goed dat je als publiek dicht op de huid van de spelers zit: daardoor krijg je als een camera de subtiliteit van hun spel mee. Je ziet hoe de vader langzamerhand steeds meer wordt geïsoleerd van de rest van het gezin. Hij vindt dat het een basisrecht zou moeten zijn om vier muren om je heen te hebben waartussen je je kan terugtrekken. Hij weet zich geen houding te geven als iedereen vrolijk door de kamer danst, wordt kwaad van het feit dat zijn vrouw wel werk heeft en hij niet, en spreekt geen vrienden meer.

De sterkste momenten van de voorstelling zijn de scènes waarin de onderlinge spanning niet uitgesproken wordt, maar in de lucht blijft hangen. In die momenten wordt de benauwdheid van de verstikkende woonsituatie echt voelbaar. Het zijn de wat theatralere scènes – een moment waarin alle spelers als wolven door de kamer kruipen, het samen zingen van Bowie’s lied Starman in een familieportret, een synchrone choreografie rond de keukentafel – die de spanning van de scenische realiteit verbreken. Het helpt niet mee dat deze momenten niet ondersteund worden door licht en geluid, en daardoor in de realistische setting van de keuken wat bizar aanvoelen, in plaats van dat ze een verdiepende laag in de gevoelswereld van de gezinsleden aanbrengen.

Scholten woont in Italië en maakte de voorstelling daar. Ze speelt samen met drie andere Italiaanse acteurs, en meer dan eens wordt er door het personage van de vader verwezen naar ‘dit land’. Dat het land hem heeft laten vallen, waarmee hij vermoedelijk verwijst naar de economische crisis en de werkloosheid in Italië. In de kernscène zegt hij tegen zijn vrouw: ‘Ik had zo graag kapitein van dit gezin willen zijn.’ Maar dat is hij niet: hij kan zijn gezin niet onderhouden. In een bekoelde uitbarsting legt hij de verantwoordelijkheid maar buiten zichzelf: hij zegt dat het beter zou zijn als er een wereld zonder vrouwen zou bestaan. Het is een uitspraak die zijn fragiele beeld van traditionele mannelijkheid laat zien, die veel (Italiaanse) mannen helaas nog hoog in het vaandel hebben staan.

In de laatste scène vertelt het meisje hoe de vader op een doodgewone zondagavond zijn vrouw, zijn moeder, en het meisje in hun slaap wurgt. Even later hangt hij zichzelf op. Het is een gruwelijk en behoorlijk plotseling einde, dat nogal rauw op mijn dak valt. Het personage zat vast en liep met veel onbesproken emoties in een te klein huis rond – maar dat hij plotseling tot zo’n gruweldaad komt? Dat voelt in eerste instantie te bizar voor woorden, en komt in het moment niet echt bij me binnen.

Pas uren nadat ik de theaterzaal verlaat, realiseer ik me dat de makers wellicht het zwaartepunt juist op het plotselinge karakter van zo’n gruweldaad willen leggen. Zo kan radicalisering er uit zien: een man die niet aan zijn eigen ideaalbeeld van mannelijkheid kan voldoen en nooit heeft geleerd hoe hij dat in zichzelf en in zijn gezin een plek kan geven, kan op een avond plotseling omslaan naar een iemand die tot de allerergste daad in staat is. Of misschien is die daad niet zo plotseling, maar speelt het verloop er naartoe zich in stilte af. Door de stappen naar zijn radicalisering onuitgesproken te laten, krijgen we geen fundamenteel inzicht in de psychologische lijn naar zijn extreme daad, maar laat Scholten wel zien hoe zo’n gruweldaad op een avond zoals elke andere kan worden begaan.

Foto: Luca Chiaudano