Amsterdam is ongetwijfeld de meest bezongen stad van Nederland. Sorry Rotterdam, het is niet anders. Het Amsterdams Kleinkunst Festival heeft altijd als vast onderdeel gehad het eren van een belangrijke kleinkunstenaar, zoals Drs. P, Simone Kleinsma en Hans Dorrestein. Voor het 35-jarig bestaan van het festival werd besloten geen persoon, maar de hoofdstad te bewieroken. Mooi idee, en perfect uitgewerkt.

De keuze van artiesten deed recht aan de enorme verscheidenheid aan Amsterdammers, van wie de wieg in de meeste gevallen buiten de stad zelf stond. Maar je kunt nauwelijks Amsterdamser zijn dan de Egypte geboren acteur Sabri Saad el Hamus, de in Congo geboren en in Brabant opgegroeide stand-upcomedian Glodi Lugungu of de deels Albanese spoken word artiest Luan Buleshkaj.

De laatste (Ajacied in hart en nieren) scheurde op een hele grappige manier oude wonden open bij Ajax-fans in de zaal door verbaal gehakt te maken van de vrijwel eindeloze reeks miskopen, die Ajax vooral in de trainerstijd van Frank de Boer heeft gedaan. Buleshkaj zag spelers met een draaicirkel van een vrachtwagen, die na één actie al doodmoe waren. Allemaal geruisloos via de zijdeur verdwenen.

Interessant was de verschillende opvatting over het huidige Amsterdam tussen de nieuwe Amsterdammer Buleshkaj, die in zijn schitterend verwoorde voordracht Ik mis mijn Amsterdam klaagt over Nutella winkels, expats die de huren doen exploderen en het feit dat je op het Rembrandtplein geen cappuccino in het Nederlands kan bestellen, terwijl de oude Amsterdammer Harry Slinger (ja hoor, met rode, ronde petje) in zijn befaamde Hee Amsterdam tot een andere conclusie komt:

Hee Amsterdam, ze zeggen dat je bent veranderd
Hee Amsterdam, je kan geen goed meer doen
Maar wie dat zegt die is geen Amsterdammer, want Amsterdam
Je bent nog net als toen.

Werk die twee meningen uit en je hebt een universitaire afstudeerscriptie.

Raoul Heertje (Bussum) presenteerde de hommage aan Amsterdam vlekkeloos, nadat hij eerst het on-Amsterdamse woord hommage bij het vuil had gezet, zoals je ook niet spreekt over het oeuvre van André Hazes of een interessant essay van Dries Roelvink.

Samensteller van de avond Daniël van Veen heeft gezorgd voor een uitgekiende balans tussen traditie en nieuwe Amsterdamse stemmen. In de eerste categorie viel de onvermijdelijke opening met Geef mij maar Amsterdam en een Jordaanselectie tot slot, en het nog immer hartverscheurende Amsterdam huilt door Mieke Stemerdink. Raoul Heertje kwam na dit lied met de vlijmscherpe afronding: ‘Dit lied gaat over wat de joden is aangedaan en niet over de boeren. Die boeren moeten niet zeiken, met belastinggeld worden zelfs vrouwen voor boeren gezocht.’

De nieuwe Amsterdamse woorden en geluiden kwamen van het Amsterdams Andalusisch Orkest, Rayen Panday (Zaandam) en stadsdichter Gershwin Bonevacia (Rotterdam), die misschien wel met de meest treffende typering van Amsterdam kwam: ‘Amsterdam is een museum, niet van steen, maar een lichaam.’

Tussen traditie en kakelvers zaten de ‘nieuwe klassiekers’, zoals Amsterdams Parfum door Jenny Arean, Homomonument van Dolly Bellefleur (Huizen), en De geur van azijn, het prikkelende beeld van Amsterdam, geschreven door Maarten van Roozendaal, dat ondersteund door de spetterende band op z’n Jacques Brels werd gebracht door Elke Vierveijzer (Son en Breugel).

En pats, ook nog een nieuw mooi ironisch Amsterdams volkslied van (de in Den Haag geboren en in Rotterdam wonende) Marcel Harteveld. Oh ja, en ook nog…, en ook nog… Kortom, een avond om te zoenen. En niet alleen voor mensen die hun hart exclusief aan de hoofdstad hebben verpand.

Foto: Jaap Reedijk