Dit jaar viert het Amsterdams Kleinkunst Festival (AKF) zijn dertigjarig jubileum. Het festival werd in 1988 opgericht door Evert de Vries en is in de loop der jaren uitgegroeid tot een belangrijke pleitbezorger van de Nederlandse kleinkunst, met vaste onderdelen als het Concours om de Wim Sonneveldprijs, de Annie M.G. Schmidtprijs en een hommage aan een belangrijk kleinkunstenaar. De dertigste editie van het festival werd deze week feestelijk geopend met een jubileumgala en een tentoonstelling over de geschiedenis van 30 jaar AKF.

2017 is niet alleen een jubileumjaar voor het Amsterdams Kleinkunst Festival, maar ook voor artistiek directeur Evert de Vries, die met deze dertigste editie zijn afscheid aankondigt. Maandagavond werd hij tijdens het jubileumgala uitgebreid toegezongen en mocht hij ook DeWaardering in ontvangst nemen, de prijs voor personen die zich achter de schermen verdienstelijk hebben gemaakt voor de Nederlandse kleinkunst. Op de jubileumtentoonstelling komt De Vries ook uitgebreid aan het woord in een video-interview, waarin hij vertelt over de geschiedenis van het festival.

De kleine jubileumtentoonstelling is ingericht in de foyer van Theater Bellevue en is samengesteld door studenten Cultureel Erfgoed van de Reinwardt Academie in Amsterdam (AHK). Met krantenknipsels, foto’s, posters, video en een interactieve opstelling met klein podium en kleedkamerspiegel wordt een mooi inkijkje gegeven in de geschiedenis van het festival en kun je ook zelf ervaren hoe het is om op het podium te staan. Daniël van Veen, de nieuwe directeur die het stokje overneemt van De Vries, opende de tentoonstelling in talkshowsetting. Hij interviewde een van de makers en oud-festivaldeelnemer Yentl Schieman (Yentl en De Boer). Daarna mocht Evert de Vries, samen met een van de studenten, het rode lint doorknippen.

Het Amsterdams Kleinkunst Festival, zo vertelt Evert de Vries in het video-interview, onderscheidt zich van andere cabaretfestivals met zijn uitgebreide programmering. Eind jaren tachtig deed De Vries mee aan festival Cameretten en hoewel dat een mooie ervaring was, miste hij het festivalgevoel, met intensieve begeleiding van jonge makers en een uitgebreide randprogrammering. Daarom richtte hij in 1988 het Amsterdams Kleinkunst Festival op, dat de eerste jaren onderdak vond in de Stadsschouwburg Amsterdam. Het Concours om de Wim Sonneveldprijs vormde het hart van het festival, maar daaromheen werden allerlei andere voorstellingen en evenementen georganiseerd.

Op die eerste editie, die wel een maand duurde, waren vooral reguliere cabaretvoorstellingen te zien. Ook het Concours om de Wim Sonneveldprijs werd dat jaar voor het eerst georganiseerd. Na dat eerste jaar begon het festival steeds meer zelf te produceren. Daarmee heeft het Amsterdams Kleinkunst Festival nog steeds een heel eigen profiel. In tegenstelling tot de andere grote festivals profileert het AKF zich niet als ‘cabaretfestival’ maar als ‘kleinkunstfestival’. Dit betekent dat er meer aandacht is voor het lied en voor de rijke geschiedenis van deze literair-muzikale vorm van cabaret. De Annie M.G. Schmidtprijs, de prijs voor het beste theaterlied van het seizoen, en de speciaal geproduceerde hommages aan bekende kleinkunstenaars als Jules de Corte, Wim Sonneveld en Lennaert Nijgh, groeiden uit tot vaste onderdelen van het festival.

Naast deze focus op het verleden richt het festival zich, met het Concours om de Wim Sonneveldprijs, op de toekomst van het cabaret. Op de tentoonstelling is goed te zien hoeveel talent het festival in al die jaren heeft voortgebracht. De Vliegende Panters, Maarten van Roozendaal, Thomas Acda, Van der Laan en Woe, Claudia de Breij en Pieter Derks – allemaal waren ze ooit finalist. De jury had het daarbij niet altijd gemakkelijk en dat is te zien in de krantenknipsels op de tentoonstelling. Zo eindigde Pieter Derks ooit, onder protest van de zaal en presentator Paul Haenen, op de laatste plaats.

Op het jubileumgala, dat maandagavond gehouden werd in het Amsterdamse DeLaMar Theater, memoreerde Claudia de Breij in een speciale videoboodschap dat ook zij ooit onderaan eindigde. In 1998 waren er maar liefst vier finalisten. Rooyackers, Kamps en Kamps wonnen, het allang vergeten duo Koopmans en Gunning werd tweede, Richard Groenendijk derde en Claudia de Breij verloor. Maar, zo stelt De Breij jonge makers gerust, het is helemaal niet erg om te verliezen op een cabaretfestival. ‘Als je later beroemd wordt, zetten ze toch gewoon in de boekjes dat je het festival gewonnen hebt.’

De Breij kon helaas niet live bij het jubileumgala aanwezig zijn. Dat gold voor wel meer artiesten en dat was bijzonder jammer. Het concept van de avond was sterk: oud-deelnemers van het Concours om de Wim Sonneveldprijs speelden liedjes en sketches waarmee ze ooit in de finale stonden.

Na de pauze bracht een aantal van hen een ode aan oud-festivalwinnaar Maarten van Roozendaal. Maar doordat er weinig cabaretiers van naam en faam aanwezig waren, gaf de avond toch een wat treurig en niet zo representatief beeld van 30 jaar AKF. Op het gala waren vooral artiesten te zien die in de marge opereren of waar we na het festival weinig meer van gehoord hebben: Margiet Bolding, Speelman en Speelman, Niet Schieten, Robin Bleeker, Marjolijn van Kooten en vele anderen. De bekendste gezichten waren Pieter Derks, die een mooie, scherpe column voorlas, en Theo Nijland, die een prachtige ode aan Maarten van Roozendaal bracht. Leuk was ook de aanwezigheid van de alleroudste deelnemers aan het festival. Zo zong Job Schuring, die de eerste editie van het Concours om de Wim Sonneveldprijs won, een liedje van Maarten van Roozendaal en mocht Reinder van der Naalt, Sonneveldprijs-winnaar uit 1990 en inmiddels stemacteur, een aantal artiesten aankondigen.

Een vraag die overblijft is of er een lijn te ontdekken valt in de festivals van de afgelopen 30 jaar. In het video-interview op de tentoonstelling merkt Evert de Vries op dat het cabaret wat hem betreft minder geëngageerd is geworden. Het amusement staat voorop. Dat zal wel weer veranderen, is zijn vermoeden, want engagement komt altijd in ‘golfbewegingen’. Maar eigenlijk is engagement altijd al een discussiepunt geweest op het festival.

Dat wordt mooi aangetoond door één van de krantenknipsels uit de tentoonstelling. In een reportage over de eerste editie van het Concours beklaagt journalist Chris Bos zich over het zogenaamde engagement van winnaar Job Schuring: ‘Geëngageerdheid’, schrijft hij, ‘is, zoals u weet, het soort liberale rebellie dat je zonder al te veel kleerscheuren voor een groot publiek kunt uitdragen. Dat de paar puntjes die Schuring op dit punt scoorde voldoende waren voor de hoofdprijs geeft de stand van zaken op cabaretgebied vrij treffend weer […] Nederland amuseert zich prima.’ Een vraag voor de toekomst is of engagement een belangrijke graadmeter blijft om kwaliteit van cabaretvoorstellingen te beoordelen of dat er nieuwe criteria ontstaan. Dat zal de volgende 30 jaar AKF moeten uitwijzen.

Foto Thomas Acda winnaar AKF 1993