Ze was te dik en te lelijk en ze had geen mooie stem volgens haar vader. En daarom mocht Henriette/Heintje Davids niet meespelen in Het Davids Familietheater, waar haar broers Hakkie en Louis en haar zus Rika wel mochten schitteren. Uiteindelijk is de carrière van Heintje langer en succesvoller geworden dan van haar broers en zus en heeft haar serie comebacks een plek gevonden in de Nederlandse taal.

Johan Cruijff was een Heintje Davids, net als Herman Tjeenk Willink, Cher en nog een groot aantal sporters, politici en artiesten. Afscheid nemen en dan toch weer terugkomen, en afscheid nemen en weer terug, oftewel het Heintje Davids effect. Zo’n comeback heeft lang niet altijd iets treurigs, het kan ook een teken van onverzettelijkheid zijn of domweg het besef dat je nog van waarde bent voor je publiek. Dat gold zeker voor Heintje Davids, wier carrière zo moeizaam begon, maar die als zangeres/comédienne/filmster in revues en films als De Jantjes een immens publiek heeft opgebouwd dat haar gewoon niet kwijt wilde.

Carré-directeur Madeleine van der Zwaan vertelde vorig jaar aan Claudia de Breij dat zij in haar een vaste Carré-speler ziet, die het grote theater aankan. De Breij liep al langer rond met het idee om een programma voor de hele familie te maken, dat in Carré perfect zou passen. Als draagster van de Louis Davidsring – een ‘estafette’-Nederlandse kleinkunstonderscheiding die zij doorgegeven heeft gekregen van Herman van Veen – was zij geïnteresseerd geraakt in de eerste draagster van de ring, Henriette Davids. Zeker toen De Breij hoorde dat Davids tijdens de oorlog ondergedoken had gezeten vlak bij haar huis in Utrecht. De Breij was getroffen door het enorme doorzettingsvermogen van Davids in barre tijden. De voorstelling die De Breij klaar had kon door corona niet gespeeld worden. Van de voorbereidingen is wel een in de zomer uitgezonden documentaire gemaakt, maar nu staat Hier ben ik tot eind november in Carré.

Claudia de Breij heeft er een prachtig vormgegeven biografische voorstelling van gemaakt. Een weelderig decor met een carrouselpaard herinnert aan de kermisvoorstellingen van de familie Davids, een lading hoeden en petten stellen verschillende personages voor, een megalaken doet dienst als filmdoek en kan transformeren naar meerdere symbolische vlaggen, en centraal staat een kist, waar broer Louis in komt te liggen en waar Henriette nog een keer uit tevoorschijn kan komen om op het Carré-podium te shinen.

De gesproken teksten zijn informatief, romantisch bewonderend en geestig. Het speelplezier van De Breij spat er aan alle kanten vanaf. Van der Zwaan heeft het goed gezien: Claudia de Breij kan Carré aan. Na één coupletje Draaien (altijd maar draaien) heeft zij de hele zaal aan het dansen, een feestelijk wiegende massa. De liedjes, een bijzondere mix van hip hop en kleinkunst, zijn om van te smullen. De hoge muzikale kwaliteit van Hier ben ik is mede te danken aan multi-instrumentalist Michelle Louise Samba, die vooral heel smeuïg bas speelt, en Abdelhadi Baadi die vanachter zijn electronicatafel een mooie soundscape verzorgt en zwierig om De Breij danst. Muzikanten worden door de leider van een voorstelling vaak aan het slot nog even bij naam genoemd. Claudia de Breij doet dat meteen aan het begin, een simpel en zeer gerechtvaardigd gebaar.

Voor Claudia de Breij is Heintje Davids de personificatie van strijdvaardigheid. Zij eist inclusiviteit, toen dat woord begin 20ste eeuw nog niet eens bestond, en dat geeft de voorstelling een zeer actuele touch. Heintje legt zich er niet bij neer dat zij wordt buitengesloten omdat ze te dik en te lelijk zou zijn. Tegenslagen moet je overwinnen, daar word je sterk van. En daarna weer gewoon doorgaan. Als de Engelse goochelaar, van wie zij dacht dat hij verliefd op haar was, er met haar zus Rika vandoor gaat, schreeuwt en huilt ze even en gaat weer door. De Telegraaf-journalist Philip Pinkhof, die onder het pseudoniem Rido revues voor haar zou schrijven, bleek een veel betere match.

Tijdens de oorlog wordt de joodse Davids-familie vrijwel volledig uitgeroeid, maar Heintje en haar man overleven op krankzinnige wijze. Na enkele onderduikadressen komen ze in Utrecht in het Pathologisch Instituut terecht. Er ligt een kaartje klaar om aan hun teen te hangen. Als de Duitsers eventueel langskomen, kunnen ze daar als lijk liggen. Dood zijn om te overleven. En als ze de oorlog heeft overleefd…, dan weer gewoon doorgaan.

Bij de manier waarop Heintje Davids na de oorlog de draad weer oppikt, had Claudia de Breij toch wel een saillant detail van haar doorzettingsvermogen en pragmatisme mogen memoreren. Ze mag dan op haar manier een waardevolle, krachtige feministe zijn geweest, maar dat had ook wel een zwart randje. Haar broer Louis heeft de oorlogsellende niet mee hoeven maken. Zijn astma werd hem vlak voor de Duitse inval fataal. Louis Davids was een van de grote sterren in de jaren dertig, met liedjes als Naar de bollen, De olieman, De voetbalmatch en De kleine man, allemaal geschreven door de briljante tekstdichter Jacques van Tol. Tijdens de oorlog stak Van Tol postuum een mes in de rug van Louis Davids toen hij voor het NSB-radioprogramma Zondagmiddagcabaret van Paulus de Ruiter een gruwelijk antisemitische versie schreef van De kleine man: ‘Die uitgekookte, gaargestookte, vette jodenman.’ Van Tol belandde vanwege zijn NSB-werk na de oorlog in een landverraderskamp. Vrijwel alle grootheden van het Nederlandse amusement, stonden echter direct in de rij om verse teksten van Van Tol op te halen uit het kamp. Zo ook Henriette Davids. Toen cabaretkenner Wim Ibo haar later vroeg waarom zij van deze man toch teksten wilde hebben, antwoordde ze: ‘Je kan toch niet eeuwig kwaad blijven.’

Foto: Hans Peter van Velthoven