Ramon Chatrer won in 2020 alle prijzen op het Groninger Studenten Cabaret Festival. Een jaar later schopte hij het tot de finale van het Amsterdams Kleinkunstfestival. Nu is er zijn eerste, avondvullende voorstelling. Een tobberig verhaal, met hier en daar een hoopvol liefdesliedje, van een jongen die geen aansluiting vindt bij de wereld omdat ie bijna alles en iedereen stom vindt en zich verliest in zijn eigen hersenspinsels.

Als we Chatrer moeten geloven, kent zijn leven weinig hoogtepunten. Hij woont in een kamer waar hij zijn wasgoed in de vensterbanken te drogen legt en waar de muizen in zijn muren wonen. Omringd door muizenvallen piekert hij over zijn moeizame relaties. Hij kan niet dansen, hij snapt zijn huisgenoten niet, die pannen sorteren en bepalen welke goed genoeg functioneren en welke weg moeten. Mensen in mijn omgeving hebben last van mij, aldus Chatrer, ik maak het allemaal veel te moeilijk in mijn hoofd.

Is de auto de plek waar je je agressie eruit kunt gooien en je fantasie de vrije loop kunt laten? Chatrer heeft autorijlessen van een opgefokte instructeur, een oud-beroepsmilitair die hem de fijne kneepjes van het achteruit inparkeren (niet te ver vooruitkijken!) probeert bij te brengen. Er volgt een doorgeflipte fantasie over hoe hele volksstammen toevallige passanten het leven laten. De auto lijkt niet de juiste plek om rustig te worden.

Bij zijn vriendin wordt Chatrer ook niet rustig. Hij kan het niet vinden met haar kat. Met hem samenwonen, hij weet het zelf ook wel, valt bepaald niet mee. Hij heeft immers op zijn 26ste al een terugtrekkende haargrens, hij wil geen schemerlamp en zelfs met erwtensoep koken redt hij de relatie niet.

We horen ook over een Tinderdate met een leuk, normaal meisje dat een normale jongen verdient, maar die ook weer met Chatrer en zijn doordraaiende hoofd wordt opgescheept. Je moet zo snel verliefd worden dat je er niet meer over na kunt denken, aldus Chartrer. Misschien heeft zijn huidige vriendin dat net als hij zo aangepakt want met haar is hij samen tot op heden. Ondanks zijn zwarte fantasieën en zijn getob houdt ze van hem en blijft ze bij hem. Voor zijn nieuwe, door zijn vader witgeschilderde kamer doet ze hem een schemerlamp cadeau. Ze weet hem zelfs te verleiden om de dansvloer op te gaan.

Je moet inschatten wat er kan gebeuren en er niet van uitgaan dat dat gebeurt, pareert de rij-instructeur de doorgeschoten fantasieën van zijn pupil. In de voorstelling van Chatrer gebeurt weinig. Zijn verhalen beginnen steeds meer op elkaar te lijken, worden eindeloos opgerekt en zijn inhoudelijk niet heel sterk. Hij is ook niet de begenadigde verteller bij wie je ademloos aan de lippen hangt. Premièrespanningen spelen hem wellicht parten, maar de anderhalf uur durende voorstelling voelt veel te lang voor het materiaal dat we voorgeschoteld krijgen. De liedjes die Chatrer zingt, zichzelf begeleidend op de piano, zijn een welkome afwisseling. ‘Zonderdag’ is een poëtisch lied. Er komen mooie zinnen voorbij: ‘Laat het goed gaan, laat het bestaan, laat het even vanzelf gaan’.

Het theater zou de plek kunnen zijn waar je je fantasie de vrije loop laat en je agressie eruit kunt gooien. Maar Opperhond blijft hangen in eindeloos navelstaren. Koop een pannenset, leer koken en de was doen, verf zèlf je muren en wees lief voor je vriendin, dat is het gevoel dat ik aan deze voorstelling overhoud. Bij Ramon Chatrer gaan die dingen duidelijk niet vanzelf. Dat kan en dat mag, maar dat levert helaas geen spannende voorstelling op.

Foto: Jaap Reedijk

Credits

Opperhond – Korthals Stuurman Theaterbureau
tekst en spel Ramon Chatrer regie Titus Tiel Groenestege