Een partij schaak tussen jurist en cliënt. De jurist maakt een fout met de toren, ziet die voor een loper aan. Hij verplaatst hem een paar vakken diagonaal. Onopzettelijk. Zijn cliënt heeft de fout ook gezien. Na afloop vraagt de jurist hem waarom hij niks heeft gezegd. Zo’n soort spelletje heeft hij al vaak genoeg met de overheid gespeeld, legt de cliënt uit. ‘De overheid speelt willens en wetens tegen de regels en er wordt van jou verwacht dat je die bewust gemaakte fouten niet ziet. En ineens zie je dan de koning van het spel, die normaal gesproken alleen een stapje naar voren, achteren of opzij zet, zich vrijuit over het schaakbord bewegen.’ Dat type koning is de overheid.

Frans Strijards schrijft in de monoloog Het Vierde Gezicht indringend over de ondoorzichtigheid van overheidssystemen en daarmee de onmogelijkheid tot een redelijke beoordeling van die systemen. In het verhaal heeft een jurist (Helmert Woudenberg) het ongeluk van een van zijn cliënten zien gebeuren. De cliënt wordt om het leven gebracht in een dodelijk caravanongeluk, omdat hij een fout bij de overheid op het spoor is gekomen en die openbaar dreigde te maken. De jurist vraagt zich af in hoeverre hij verantwoordelijk was voor het ongeluk, in hoeverre hij als controleur van de macht diezelfde macht niet juist in het zadel heeft gehouden, en of de waarheid überhaupt niet alleen maar in de weg staat bij het geloofwaardig vertellen van een politiek verhaal.

Frans Strijards schrijft daarmee een prikkelend betoog dat onze dagelijkse werkelijkheid bij de lurven grijpt. De tekst houdt prachtig midden tussen het ogenschijnlijk particuliere verhaal van de jurist en de meer universele aforismen over hoe het ambtenarenapparaat en overheden functioneren. Aan het einde dringen de verhalen zich in elkaar en krijgen we zicht op een schrijnende paradox: als burger dring je nauwelijks tot de systemen door als je het wilt, maar zodra de overheid het wil, word je opeens razendsnel gevonden.

Acteur Helmert Woudenberg start stroef op. Het eerste gedeelte van de monoloog is veel te theatraal gebracht voor de inhoud en dat maakt dat je als toeschouwer moeilijk in het verhaal komt. Het zuchten tussen de zinnen doorbreekt de spanningsboog en de loopjes over het podium lijken geforceerd. Hoewel aanvankelijk het contact met de zinnen lijkt te ontbreken, is de melodie van de zinnen technisch wel prachtig gebracht. De losse zinnen klinken mooi, het zijn de onnatuurlijke pauzes die het tempo wat uit de voorstelling halen. Zodra het stuk over de ambtenaren begint, komt Woudenberg er lekker in en begint het verhaal te leven.

Het decor is van een mooie eenvoud. Een bar, een barman, warme kleuren en een glas cognac. Een treffend rustige achtergrond bij een tekst die juist onze eigen verbeeldingskracht wil prikkelen. Al met al een prangend actuele tekst, die een ode is aan het verhalen vertellen. Verhalen die soms bedoeld zijn om de waarheid te verkondigen, soms om de waarheid te verhullen en die soms gewoonweg de enige manier zijn waarop de mens zich uit kan drukken. Want ‘de echte wereld bestaat uit wanhoop en de politieke wereld bestaat uit hoop en daartussen zit bedrog en dat heet compromis. En zo bestuur je.’