De Haagse dansorganisaties Korzo en Nederlands Dans Theater nodigen ieder jaar drie choreografen uit om vanuit volledige vrijheid een korte voorstelling te maken. De nieuwe editie van Here We Live and Now levert een gevarieerde trits dansschetsen op, van makers met een achtergrond in urban dance.

Brothers van Justin de Jager begint als het werklicht en zaallicht nog aan zijn. Bij de inloop staan en liggen De Jager en duetpartner Sam Deliveyne al volop hun threadingkunsten te oefenen. Deze hiphopstijl is een soort acrobatiek op de vierkante centimeter, waarbij lichaamsdelen hoepels vormen, waar dan weer andere lichaamsdelen doorheen moeten worden gestoken. Als iedereen zit schalt het nummer Leren Leven van rapper Fresku uit de speakers. De Jager en Deliveyne, beiden met ontbloot bovenlichaam, dagen elkaar uit in een reeks minibattles. 

Op het moment dat ze hun battle afsluiten met een homie handshake switcht het zaallicht uit en staat het duo in het spotlicht. Dit markeert het begin van een complexe reeks threadingexercities, waarbij ze overal bij elkaar openingen zoeken om armen, benen, rompen en hoofden doorheen te duwen. Fraai is een staande positie, waarbij ze afwisselend een arm rondwieken, steeds sneller. Grappig is een bewegingsreeks, waarbij hun armen in elkaar zijn gehaakt en ze onmogelijk uit elkaars verstrengeling kunnen ontsnappen. Vergeleken met De Jagers elegante man-vrouw-duet Through gaat het er in Brothers een stuk ruiger aan toe. Af en toe lijkt het of de over elkaar rollende lijven van De Jager en Deliveyne verwikkeld zijn in een partijtje vrij worstelen.

Het aantal mogelijke sluipdoorkruipdoorvariaties lijkt eindeloos. Net als het geval was met Through, slaat op een gegeven moment de variatie-inflatie toe en geloof je het wel als toeschouwer. Wederom zou een strengere selectie van het in het repetitieproces verzamelde bewegingsmateriaal wonderen doen.

Voor Trio No. 1 van Alesya Dobysh zijn aan weerszijden van de dansvloer stoelen opgesteld. De intiemere theaterruimte die hiermee is gecreëerd sluit goed aan bij het speelse karakter van dit stuk. Dobysh, die een achtergrond heeft in house dance, danst haar choreografie samen met Kaide Gonzalez en Noëlle Vosman. Vanuit een zacht wiegende golving door het lichaam maakt het trio steeds grotere bewegingen, terwijl ze in steeds wijdere cirkels over de vloer zwieren. 

Zoals je mag verwachten bij house – een in de jaren tachtig in de clubscene van Chicago ontwikkelde stijl – ligt de nadruk op het voetenwerk. Bewegingen als zijwaarts draaien, voorwaarts stampen en een achterwaartse schaatsbeweging wisselen elkaar energiek af. Iedere verschuiving in het patroon levert ook een verschuiving op in het ritme dat ze voortbrengen met hun voeten. Net als bij flamenco verzorgen de dansers zodoende hun eigen muzikale begeleiding, van marsritme tot paardengalop. Alleen dragen deze dansers relatief zacht schoeisel, waardoor hun gestamp niet heel assertief overkomt. Het is jammer dat halverwege de voetenritmiek een beetje verdrinkt in een overbodige soundscape, die een diep schurend geluid combineert met een geluid dat doet denken aan zingende glazen. 

Opmerkelijk is het intense oogcontact dat de dansers voortdurend met elkaar houden. Elk van de dansers zet af en toe een andere beweging in, die nu eens synchroon wordt overgenomen en dan weer serieel. De onderlinge dynamiek tussen de dansers is nieuwsgierig en verwachtingsvol. De rechtstandige huppelbeweging die het drietal tegen het eind inzet transformeert naar een zachte bounce. Net zo organisch als het begon ebt de dans ook weer weg.

I Don’t Know van Dalton Jansen wordt uitgevoerd in dezelfde opstelling als Dobysh’ bijdrage. Als enige van de drie choreografen deze avond danst Jansen niet zelf mee. Zijn drie performers – Gregori Dragoni, Jeroen Janssen en Adam Khazhmuradov – dragen knalblauwe jacks, basketbalshorts en sokken. In een door filmische blackouts gescheiden reeks taferelen zien we de verhoudingen tussen de drie mannen verschuiven. Op het ene moment leunen ze gebroederlijk tegen elkaar, om in een volgende scène als testosteronbommen tegen elkaar aan te rammen. Tussen twee van hen ontstaat een erotisch geladen relatie terwijl de ander kniezend tegen de achterwand leunt.

Jansen – die eerder zijn eigen ervaringen als jongere in een gesloten jeugdzorginrichting verwerkte tot het ijzersterke Birds – liet zich inspireren door Le Paradis, een Belgische speelfilm over een gefnuikte romance in een jeugdgevangenis. Ik heb dit recente debuut van cineast Zeno Graton niet gezien. Als je de film wel kent kun je misschien beter uit de voeten met de volgorde van de scènes, waarin jaloezie, aantrekking, uitsluiting, verbroedering en vijandigheid elkaar afwisselen in tamelijk vet aangezet drama. Op mij kwam de montage nogal willekeurig over, terwijl de dans door die episodische structuur net geen lekker flow krijgt.

Foto I Don’t Know: Sjoerd Derine