Claron McFadden kruipt in de nieuwste kameropera van het Vlaamse Muziektheater Transparant in de huid van een Afro-Amerikaanse vrijheidsstrijdster. Dat doet ze vol verve, zeker gezien de weinig dynamische aard van de compositie en de tekst.

De naam Harriet Tubman zal de gemiddelde Nederlander waarschijnlijk niet zo vreselijk veel zeggen. Toch had deze Afro-Amerikaanse vrouw een bewogen leven dat zich bij uitstek leent voor een (muziek)theatervoorstelling. Ze werd in slavernij  geboren op een plantage in het Zuiden van de VS. Als kind kreeg ze een zwaar stuk metaal tegen haar hoofd, dat haar een schedelbreuk en visioenen van een betere wereld bezorgde. De vergelijking met Jeanne d’Arc dringt zich op.

Tubman vluchtte naar de Noordelijke Staten, maar miste haar familie en naasten zo dat ze nog vele malen terugkeerde om zelf honderden slaven naar het veilige Noorden te smokkelen. Het leverde haar de bijnaam ‘Moses’ op, naar de Bijbelse figuur die zijn volk naar het Beloofde Land leidde. Daar stopt het verhaal echter niet: Tubman vocht tevens mee in de Amerikaanse Burgeroorlog en droeg door politieke pressie aan het adres van Lincoln ook bij aan het afschaffen van de slavernij.

Ideaal materiaal voor een kameropera, moet de Mexicaanse componiste Hilda Paredes hebben gedacht. Lex Bohlmeijer en Mayra Santos-Febres schreven de tekst, een dialoog tussen Harriet (sopraan Claron McFadden) en haar jonge protegé Alice (sopraan Naomi Beeldens). Ze bleven daarbij dicht bij de opgetekende uitspraken van Tubman. In vier bedrijven worden verschillende fases van Tubmans levensloop uitgelicht, van het ongeluk als jong meisje tot haar aandeel in de Burgeroorlog. De compositie bevat citaten van spirituals, maar leunt ook zwaar op effecten met elektronica en scherpe dissonanten.

De scenografie van Miwa Matreyek is simpel in opzet, maar doeltreffend. In een rechthoekige ruimte op het podium staan het HERMESensemble (viool, gitaar en percussie) en dirigent Manoj Kamps opgesteld. Deze ruimte wordt van de zaal afgescheiden door een gordijn van witte slierten, waar doorheen gekeken kan worden én op geprojecteerd.

Nu eens trekken in de projecties de silhouetten van de door Tubman gesmokkelde tot slaaf gemaakten voorbij, dan weer is er interactie tussen zangers en de projectie. Zo verschijnt er rond het lichaam van McFadden een projectie van het vele riet dat ze op haar vlucht langs rivieren moet zijn tegengekomen. Ze lijkt er haast doorheen te bewegen.

Desondanks mist de voorstelling als geheel soms nog wat dynamiek. De twee karakters treden nergens echt in dialoog, ze vertellen eerder beurtelings het levensverhaal van Harriet Tubman en vullen elkaar aan. Tussen de twee personages gebeurt er verder vrij weinig. Het is veel ‘telling’ en weinig ‘showing’.

Alle lof voor Claron McFadden voor haar vertolking van Tubman. Haar spel is fysiek ingetogen, haast statisch, maar toch ademt iedere blik en ieder gebaar een zekere strijdbaarheid en energie. De gesproken passages produceert McFadden met een donker stemgeluid en met een Southern ‘drawl’ die haar karakter tot leven brengen. Ook de uitdagende compositie van Paredes tackelt McFadden met ogenschijnlijk gemak. Moeiteloos schakelt ze tussen vocale acrobatiek met haar kopstem en de muzikale citaten uit de ingetogen spirituals die Paredes in haar compositie verwerkte. 

Het is jammer dat er weinig gebeurde tussen de karakters van McFadden en de eveneens indrukwekkende Naomi Beeldens. Het verder uitdiepen van de relatie tussen Tubman en haar protegé had een extra laag kunnen toevoegen aan een voorstelling die nu bij vlagen haast iets encyclopedisch over zich had.

Foto: Koen Broos