Verhalen, anekdotes en af en toe een krachtsinspanning; in Haar in de wind meet theatermaker Caro Derkx zich aan boomer Wilfried de Jong. Rode draad is een fikse klimrit op de Galibier, een terugkerende bergpas uit de de Tour en daarmee een begrip voor fanatieke fietsers. Uitgerust met binnenbanden en dagboekfragmenten koersen de twee door hun levens en krijgt de relatie van de fietsbuddies geleidelijk een nieuwe dimensie.

Caro Derkx studeerde af aan de Toneelacademie in Maastricht. Met haar afstudeervoorstelling Me, Myself and Sir Roger Scruton, een soort lecture performance, scoorde ze in 2019 direct hoge ogen. In dit nieuwe werk laat ze die wat rigide vorm, die ze vaker gebruikt in haar werk, los. Haar in de wind laveert tussen theater en stand-up. De Jong en Derkx spelen niet, maar zijn vooral zichzelf. De twee ontmoetten elkaar tijdens de voorstelling King Lear van Toneelgroep Maastricht. Een kort fietsritje tijdens de tournee leidde tot een vriendschap, de voorstelling maakt het publiek in behoedzame stapjes deelgenoot van hun bijzondere band.

Wanneer de twee opkomen, klinkt meteen een applausje. De toon van een ontspannen sfeer is gezet. Derkx heeft iets met kleuren en abstracte schilderkunst, we zagen dat al in haar theatrale lezing A Portrait of the Artist in Red, Yellow and Blue. Nu komt het onder andere terug in de drie kleuren van de vloerdelen die bij aanvang worden uitgerold; wit, blauw, groen. Aan het eind van die kleurrepen prijken drie bergpuntjes in dito kleur. Achter die silhouetten een effen doek, waar zo nu en dan videobeelden op verschijnen. Op die beelden volgen we de eerste serieuze bergrit van Derkx naar de top van de Galibier in de Alpen.

Live on stage worden we alvast opgewarmd aan de hand van oude foto’s die met een klein cameraatje worden gefilmd en geprojecteerd op het doek. Lucien Buysse, Fausto Coppi, Raymond Poulidor; De Jong introduceert de grote helden van de Tour de France, terwijl Derkx richt zich op de onzichtbare vrouwen van destijds. Zo tekent aan het begin van Haar in de Wind het contrast tussen de twee zich af. Ze schelen niet alleen bijna veertig jaar in leeftijd, ook hun mentaliteit loopt nogal uiteen. Hij is de doener, zij de behoedzame; althans zo lijkt het. ‘Ik denk, dus ik fiets’, dat geldt voor hen allebei en is wat ze delen. We krijgen alle details mee.

Dopjes op het ventiel, enkelsokken, vuile sokken; de voorstelling vervolgt met een lesje in wat not done is in de wielersport. Met verbazing en ongeloof hoort Derkx al die bizarre codes van ‘Wil’ aan. Hoe grappig dat ook is, nergens werkt het gegeven op de lach. De voorstelling blijft opvallend ingetogen. Dat laatste ook dankzij voorgelezen dagboekfragmenten die in eerste instantie vooral een kijkje geven in de gevoelswereld van Derkx, die herinneringen ophaalt aan haar jeugd en met name de relatie met haar vader. Later in de voorstelling legt ook De Jong zijn ziel bloot en komen de verhalen mooi bij elkaar.

De dramaturgie van het stuk legt die ontwikkeling mooi tegen de lat van de klimrit. Waar de conditie van Derkx nog groeiende is, brokkelt die van De Jong langzaam af. De bergrit wordt metafoor voor een levensloop. Ook de binnenbanden, die fysiek worden ingezet, maar ook symbool staan voor de ‘band’ tussen de twee, kloppen in het geheel. Toch krijgt de voorstelling maar geen vleugels, hoezeer regisseur Timothy de Gilde ook zijn best heeft gedaan. Net als de opvallend soepele rit van Derkx naar de top ontbeert het aan bloed, zweet en tranen; aan emotie.

Foto: Sjoerd Derine