Van ‘kan ik u verbinden?’ tot ‘we verbinden u door’ kan lang duren. Dat ervaren we in deze tijd van supersnelle internetverbinding meermaals als we telefoneren naar een bedrijf en we lange tijd de wachttoon en de schelle muziek moeten horen. Dan lijden we.

Een dikke halve eeuw geleden was het afzien voor de telefoonmeisjes die de telefoonverbindingen handmatig met pinnetjes en kabeltjes moesten maken. Strenge regels en de gejaagdheid van de telefoontjes zorgden voor een nerveuze sfeer, en dat leidde tot oververhitting. De verbindingen sloegen op tilt, en daarmee ook de schakeldames. En wat dan?

Ook de makers van dOFt vroegen zich dat af, en lieten hun fantasie daarop los. dOFt (lees: ‘d of t’) is een collectief dat in het midden laat of het dans of theater brengt. In Foon zien we drie telefonisten aan het werk. Eentje begint pas, maar weet niet wat ze moet doen. Een ander moet dringend plassen, maar durft niet. Ze mag het werkhok niet verlaten. De derde houdt zich strikt aan de regels, maar verstikt er uiteindelijk in. Ze sleurt de andere twee mee.

Personeel mag niet met elkaar praten, babbelen, tetteren, giechelen, lachen, kortom: niet onderling communiceren. Wat natuurlijk vreemd klinkt voor een communicatie-instelling als de telefooncentrale. De werknemers mogen alleen maar aanvragers van een telefoongesprek verbinden met de gevraagde persoon. Dat gebeurt via knoppen op paneelborden, wat flitsende lampen en de nodige kabels. De drie vrouwen beschikken elk over een grote cabine. Ze hebben de ruimte om te bewegen, mimisch en dansant. Handelingen worden uitvergroot herhaald, danspasjes worden toegevoegd en dat zorgt voor herkenbare karikaturale beelden.

Performers Jotka Bauwens, Michèle Even en Sarah Vingerhoets spelen én dansen de drie meisjes met verve. In het begin zijn hun verbale communicatie en hun bewegingen haaks en hoekig. Op een bepaald moment wordt het te veel. Er zijn te veel aanvragen, de telefonisten kunnen het niet meer aan, de lijnen en zijzelf raken oververhit. Hoe nijpender de situatie van overbevraging wordt en hoe meer er gezegd wordt, hoe dansanter ze zich bewegen in, rondom en op de cabines.

Deze cabines zijn installaties op wieltjes, die verplaatst worden, rondtollen en waaruit wenteltrappen tevoorschijn komen. Dat zorgt voor een aangename dynamiek. De zinnen klinken steeds voller. Woordspelletjes worden afgewisseld met flegmatieke dansjes op wachttoonmelodietjes, om dan weer over te gaan in een filosofisch mijmeren over verbinding en de noodzaak van contact. De acrobatische dansen visualiseren de connecties.

De stilgevallen lijnen zorgden voor communicatie tussen de drie schakelmeisjes. Eerst was het ‘ik tegen zij’. Door de crash komt het inzicht dat verbinding het juiste is, dat een ‘wij-samen’ het werk veel aangenamer maakt. Die wij-connectie wordt verbeeld door touwen als telefoonlijnen naar het publiek te brengen.

De tekst, regie, muziek is van Jonas Vermeulen (let wel, dit is niet de acteur en theatermaker Jonas Vermeulen die nu rondtoert met het theaterstuk Walden), die zijn carrière begon bij fABULEUS, en nu samen met Piet Van Dycke het gezelschap dOFt leidt. Ze hebben performers gevonden die dans, acrobatiek én verbale tekst samenbrengen. Ze maken aangenaam contact met het jonge publiek, spelen herkenbare gevoelens en creëren een wereldje dat tegen het realistische aanleunt, maar waarin de verbeelding het overwint.

‘Dit wil ik nog eens zien!’ hoorde ik een jongen zeggen bij het buitengaan. Verbinding geslaagd.

Foto: Jonas Vermeulen