Levensvragen, de grote levensvragen, de zin van dit alles: daarmee worstelt zowel de Nederlands-Joodse schrijfster Etty Hillesum als actrice Julika Marijn. In de voorstelling Etty Hillesum – Dat onverwoestbare in mij brengt Marijn de dagboekschrijfster tot leven. En er is meer: zij verbindt de oorlogsverschrikkingen waarmee Hillesum werd geconfronteerd met haar persoonlijke levensverhaal, vooral de heilzame tijd die Marijn doorbracht in een ashram in India. Zo ontstaat een soort spiegeling tussen Hillesum en Marijn. Het lijkt gewaagd, want de Tweede Wereldoorlog en een meditatieve ashram hebben weinig met elkaar te maken. Gaandeweg de voorstelling begrijp je als toeschouwer dat de zoektocht van Marijn én de zoektocht van Hillesum tal van raakvlakken vertonen.

Julika Marijn bracht eerder werk van Hillesum voor het voetlicht. Ze debuteerde in 2003 met de solovoorstelling In duizend zoete armen, naar de gelijknamige uitgave van Hillesums oorlogsdagboeken. Later maakte ze voor Theater Na De Dam daarvan een nieuwe versie, Denkend Hart. Ook hier plaatste ze een vrouw van vroeger en van nu in hetzelfde decor. Thomas Verbogt regisseerde.

Nu staat Diederik van Vleuten haar als regisseur terzijde en wie Van Vleutens eigen voorstellingen kent – onder meer over Nederlands-Indië en Churchill – herkent zijn hand. Het gebruik van een fijne tafel met boeken bijvoorbeeld, een reusachtig uitvergrote foto van Hillesum aan het slot en vooral het schakelen tussen toen en nu, tussen geschiedenis en heden, tussen het persoonlijke en het algemene.

Marijn is sober zwart gekleed, tijdloos; het kapsel is enigszins gelijkend met dat van de vrouw die ze vertolkt. Haar bureau – de plek waar ze het meest van houdt – bestaat uit schots en scheef aan elkaar getimmerde planken; er liggen stapels Russische boeken op en vooral het geliefde Das Stunden-Buch van Rilke. Ook prijkt er een solide typemachine. Hillesum voltooide in Amsterdam haar studie rechten en ging daarna Russisch studeren; door de oorlog kon ze die studie niet afmaken, wel voorzag ze tijdens de oorlogsjaren in haar onderhoud door Russische les te geven.

De keuze door Marijn uit de dagboeken die Hillesum tussen maart 1941 en 1943 schreef (ze overleed circa 30 november 1943 in Auschwitz) is vooral gericht op de ongekende levenskracht die Hillesum uitdraagt. Ze opent de voorstelling met de getuigenis van Hillesum dat ze de kroniekschrijver van haar tijd wil zijn, de stem ook van haar lotgenoten. In het eerste deel van de voorstelling blijft het bij wanhoop en verlangen te schrijven, totdat ze in 1941 de uit Duitsland gevluchte Julius Spier ontmoet, een 54-jarige psycholoog die haar vriend, mentor en minnaar werd. Hij studeerde bij Carl Gustav Jung. Op aanraden van Spier, die woonde aan de Courbetstraat, begint ze haar dagboeken te schrijven om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van haar gevoelens, ervaringen en gedachten. Deze dagboeken zouden uitgroeien tot een indrukwekkend monument uit de oorlogstijd.

Marijn brengt haar solovoorstelling met grote toewijding en in een beheerste stijl, naturel, nooit over-geëmotioneerd, soms zelfs met distantie. Dat werkt goed. Briljant is de redenering van Hillesum waarom zij níet wil onderduiken. Ze doet dat deels om degenen bij wie ze in de onderduik zou gaan niet in gevaar te brengen. Maar een diepere reden is een soort onverwoestbaar (inderdaad, zoals de titel het zegt) optimisme in haar. Als ze gaat werken voor de Joodse Raad erkent ze weliswaar dat het ‘de Joden zijn die beslissen over het lot van andere Joden’, maar echt verregaande conclusies verbindt ze daar niet aan.

Het aangrijpendst uit de voorstelling zijn de scènes die zich afspelen in kamp Westerbork, waar ze als administratief medewerkster terecht komt op de afdeling ‘Sociale Verzorging Doortrekkenden’. Geleidelijk groeit hier het verpletterende besef wat de nazi’s van plan zijn en wat ze dan ook daadwerkelijk ten uitvoer brengen: de Joden hebben geen bestaansrecht. Dat is bij de beruchte Wannseeconferentie van 20 januari 1942 vastgesteld.

Tot op het laatst behoudt de voorstelling een optimistische toon, en dat is indrukwekkend. Zelfs als de met Joodse mensen volgepakte goederenwagon vertrekt vanaf de plek die onheilspellend ‘Deportatieboulevard’ heet, wordt er door een kier gezwaaid. Beklemming en hoop gaan samen. Dat is knap gedaan, want op die manier behoudt Dat onverwoestbare in mij exact wat een historische voorstelling moet doen: je waant je in de tijd van toen, zonder kennis van nu.

Foto: Wietse Veen, LiveVisual