Voor de voorstelling begint, horen we het geluid van een orkest dat aan het stemmen is. Als het doek opent, zien we in een imposant en kleurrijk decor een trillende Daniel Cornelissen als dokter Dorn. Niet als een 55-jarige die er nog goed uitziet en ‘bij de vrouwen nog altijd in smaak valt’, zoals Tsjechov hem omschrijft. Hier is hij een in een zichzelf gekeerde bijna seniele dokter die op de gekste momenten in gezang uitbarst en besluit met een droogkomisch ‘Super!’. Wanneer de zes andere acteurs zich vervolgens nadrukkelijk aan het publiek presenteren, is duidelijk dat we geen traditioneel avondje Tsjechov hoeven te verwachten.

Integendeel, regisseur Marcus Azzini benadrukt gedurende de hele voorstelling het gekunstelde van Een meeuw. Geen wonder, want dat is een van de thema’s van het stuk waarin een oude en jonge schrijver (Trigorin en Kostja), een oude en een jonge actrice (Arkadina en Nina), centraal staan. Ze willen nadrukkelijk gezien worden, of zijn juist bang in de vergetelheid te raken. Hetzelfde geldt voor de andere personages: de oude Sorin (mooie rol van Peter Bolhuis) had schrijver willen worden en trouwen, maar beide plannen bleven dromen. De jonge Masja is hevig verliefd op Kostja, maar wordt door hem genegeerd, de leraar Medwedenko (Abe Dijkman) wordt door helemaal niemand serieus genomen. Alleen dokter Dorn (Daniel Cornelissen) heeft juist alles al gezien en lijkt verveeld te wachten op de dood.

Doordat in de bewerking van Fanne Boland twee personages (Polina en haar man Ilja) zijn geschrapt en Azzini de leeftijdsverschillen dikker aanzet, ligt het gevaar van een al te schematische voorstelling op de loer. Temeer daar met geluidseffecten de motieven in het stuk extra geaccentueerd worden. Zo horen we het geluid van een meeuw zodra Nina dat woord in de mond neemt, en wordt elke opmerking over het slechte weer meteen gevolgd door het geluid van onweer.

Een meeuw is echter meer dan een toneelstuk over generatieconflicten en ambities, het is ook een tragikomische liefdescarrousel waarin uiteindelijk niemand het geluk vindt, een stuk over standsverschillen en een familiedrama. Alle personages worstelen met de vraag hoe betekenis te geven aan hun leven.

Azzini speelt ook met een variant op die vraag: hoe nu te acteren? Speel je met Tsjechovs eindeloos aangehaalde uitspraak ‘Niet te theatraal!’ indachtig, kom je daar juist tegen in verzet of kies je voor een middenweg? Azzini maakt geen eenduidige keuze. Er zijn momenten van verstild, bijna realistisch spel, er zijn momenten waarin de acteurs zich groots en meeslepend laten meeslepen door het drama en er is steevast het directe en zeer bewuste spelen naar het publiek.

Dat vergt veel van de acteurs, maar gelukkig zijn alle rollen uitmuntend bezet. Ariane Schluter zet een heerlijk vileine maar ook kwetsbare Arkadina neer, Vincent van der Valk speelt met een mengeling van jeugdige bravoure en vertwijfeling Kostja en heeft in Martijn Nieuwerf een ideale tegenspeler. Anna Raadsveld speelt overtuigend de verveling en wanhoop van Masja en Sigrid ten Napel maakt een indrukwekkend toneeldebuut als de ietwat naïeve Nina.

In de strakke personenregie houdt Azzini het tempo hoog, waardoor de voorstelling geen moment inzakt. Maar ondanks het sterke spel en de mooie vondsten, mist het resultaat de intensiteit en de dwingende urgentie die andere voorstellingen van Azzini zo sterk maken.

Foto: Sanne Peper