Brandhaarden 2024 opende gisteren in Internationaal Theater Amsterdam met Earthquake, een giftig rancuneuze middelvinger naar het patriarchaat.

Dit jaar is het Atheense theatergezelschap Onassis Stegi de hoofdgast van Brandhaarden. Het gezelschap staat de komende twee weken met zeven producties in ITA. Op de openingsavond bijt theatermaker en speler Vasilis Vilaras het spits af. In zijn voorstelling Earthquake speelt hij samen met vier andere performers een talkshow na, waarin hijzelf de rol van ‘de maatschappij’ op zich neemt en zijn medespelers verschillende gemarginaliseerde groepen. Een transvrouw, een sekswerker, een drag queen en een non-binair en bovengemiddeld dik persoon komen bij hem aanschuiven.

In zijn rol als ‘de maatschappij’ speelt Vilaras een charmante, maar gruwelijk vileine talkshowhost. Al zijn vragen en opmerkingen zijn gebaseerd op xeno-, trans-, fat- en homofobe opmerkingen van verschillende mensen uit de Griekse samenleving, waaronder zijn buurman, de buschauffeur, kantoormedewerker en trolls op het internet. 

Hij interviewt zijn gasten één voor één in misogyne, trans- en homofobe taal. Dat doet hij met een soepele charme, en zijn interviewers reageren op een rustige, speels ontwijkende manier op zijn misgenderingen en haatdragende opmerkingen en vragen. Nadat Artemisia Reppa zegt dat haar trans-zijn van niemand anders is dan zijzelf, vraagt Vilaras bruut: Maar wat hangt er dan tussen je benen? Als ze daar geen antwoord op geeft, blijft Vilaras met verschillende tactieken en gedurende meerdere minuten aandringen op dat zij zich moet uitlaten over haar genitaliën.

Dit mechanisme, de harde ongevoelige vragen die vanuit een heteronormatief denkkader ongegeneerd worden loslaten op de queer gasten, is wat Vilaras in totaal vier keer, bij elke gast opnieuw, inzet. Alle interviews hebben zelfde tijdsduur, een zelfde tergende toon, zonder enige vorm van verrassing, theatraliteit of absurditeit. Het is alsof je naar een traag uitgesponnen racistisch en queerfobische talkshow zit te kijken, waar je niet van weg kan lopen.

Na hun behoorlijk mens-onterende interviews, worden de geïnterviewden door Vilaras weggestuurd, maar niet voordat ze allemaal, één voor één, een liedje zingen op de rode loper, om een ‘empowerend’-statement over hun identiteit te maken. Maar door de context en de niet al te sterke songteksten, gebruiken de performers de nummers niet om een vrij en trots gebaar te maken, maar blijven ze onhandig en verloren. Hun kwetsbaarheid wordt niet als empowerend neergezet, maar als iets om te verstoppen achter een opgeplakte facade van zelfzekerheid en zelfliefde.

Het is een pijnlijk oncomfortabele kijkervaring. Vilaras geeft bijna twee uur lang de haat naar leden uit de queer community een podium. Waarom hij dat doet, is voor ondergetekende, die zichzelf tot de queer community rekent, een behoorlijk groot vraagteken. Maar ik zal een poging doen: de reproductie van de trans- en homofobe taal en gedragingen zal met de bedoeling zijn ingezet om hetero-cisgender publiek een spiegel voor te houden: ‘Kijk, zó mens-onterend praten jullie over en tegen ons. Met deze lading aan narigheid en pijn worden wij op dagelijkse basis geconfronteerd.’ Waarschijnlijk met de hoop dat deze spiegel het publiek laat zien dat ze zich zachter en empathischer ten opzichte van leden uit de queer community zouden kunnen opstellen.

Met mij gebeurt het tegenovergestelde: door deze haatdragende taal confronteren de makers mij als queer publiekslid met het feit dat ik veel van deze woorden ontelbare keren heb moeten horen in mijn leven. Elke keer gingen die gepaard met een gevoel van pijn, er niet bij horen, niet serieus genomen worden, verdriet en woede. Het is dan ook niet zo gek dat het reproduceren van deze taal mij dan ook opnieuw woedend en – diep daaronder – tot op het bot treurig maakt.

Op het podium zie ik mensen die pijn hebben, en die hun pijn op dit moment alleen maar kunnen uiten in cynisme. Er is werkelijk geen greintje liefde te bekennen. Als Vilaras de voorstelling eindigt met een hoopvolle quote van Hilary Swank: ‘Ik bid dat er een dag aanbreekt dat we onze diversiteit niet alleen zullen accepteren, maar zullen vieren’, is het dan ook lastig om deze – waarschijnlijk oprechte – gedachte niet met een bespottende blik te ontvangen. Na een overload aan cynisme wordt oprechtheid ineens wel heel vervreemdend.

Bij mij blijven allerlei vragen door mijn hoofd spoken: Waarom reduceert deze maker zichzelf en zijn spelers tot eendimensionale mensen die alleen bestaan uit hun pijn? Waarom zet hij queer personen neer die zich alleen maar mogen uitdrukken over hun botsing met de maatschappij door hun ‘anders’-zijn? Voor wie is deze voorstelling eigenlijk bedoeld?

De enige conclusie die ik kan trekken is dat de emancipatiebeweging van Griekenland op een andere manier verloopt dan die in Nederland en in Amsterdam. Onderdrukking en discriminatie resulteert eerst in pijn, die ervaren en doorleefd moet worden, voordat er iets anders gevoeld, laat staan gemaakt, kan worden. En daar staan deze makers op dit moment: midden in hun pijn.

Ik gun ze die uitting. Maar nog meer gun ik ze de groei na de pijn. Ik hoop dat alle hetero cisgender publieksleden deze avond in ieder geval hebben geleerd hoe ze niet met queer personen moeten omgaan, maar nog meer verlang ik naar een creatief (theater)werkveld, waarin de pijn van queer personen en verhalen niet het enige is waar ze over en vanuit hoeven te spreken, vertellen en spelen.

Foto: Andreas Simopoulos