Op 23 juni, om half vier ’s middags, vertrouwt de jonge dichter Konstantínos Kaváfis de eerste zinnen toe aan zijn dagboek Constantinopoliad, een epos. Zijn thuisstad Alexandrië wordt bedreigd door Britse bommen en zijn familie maakt zich op te vertrekken naar het veiliger Constantinopel. Kaváfis is een tiener. Wat zou de reis hem brengen? Wat vertelt het dagboek? Van daaruit vertrekt Constantinopoliad, performance van Sister Sylvester en Nadah El Shazly in het Brandhaarden Festival van Internationaal Theater Amsterdam.

Beeldend kunstenaar/performer/filmmaker Sister Sylvester (Kathryn Hamilton) werkt vanuit New York en Istanbul, muzikant en zangeres Nadah El Shazly is van Egyptische origine; hun Constantinopoliad maakten ze onder de vleugels van de Atheense Onassis Foundation en haar cultureel centrum Onassis Stegi, centrale gast van Brandhaarden 2024.

Performance dekt eigenlijk nog niet helemaal de lading van Constantinopoliad. Op het tot een schaars verlichte leeszaal omgetoverde toneel van de Rabozaal, wordt het publiek uitgenodigd zich twee aan twee aan een tafeltje over een lijvig boekwerk te buigen. Wanneer je ogen aan het donker zijn gewend, ontwaar je de twee makers, midden in de ruimte, ook aan een tafel, met onder andere een mengpaneel. Op meerdere plekken staan videoschermen.

In eerste aanleg is het vooral dat boek dat alle aandacht opeist, waarbij als snel zal blijken dat de intrigerende, fraaie vormgeving (ontworpen door Sister Sylvester en illustrator en maker Efrîn Nowar) ingenieus samenvalt met de inhoud. Terwijl we als een stelletje gretige onderzoekers voorzichtig de kwetsbare pagina’s omslaan, of vaker soms, ze proberen te ontwarren waar ze in elkaar grijpen, de mooie, kleine haast doorzichtige schetsen proberen te plaatsen, ingevouwen gedeeltes uitvouwen, pagina’s recht strijken, aantekeningen trachten te duiden, horen we een heldere stem vertellen over de gefragmenteerde aard van archieven en dagboeken, de ongrijpbaarheid van verledens die zich niet laten vangen in journaals – al was het maar omdat je bijvoorbeeld de muziek niet kunt horen, zoals die, zeg, ooit de oren van Kaváfis bereikte.

Kaváfis, de ongrijpbare dichter, blijft naast het bruisende Constantinopel de spil van de performance, dit ‘visueel essay’, deze gemeenschappelijke (lees-)ervaring. Gedurende een klein uur kom je niet van je plaats, maar in je hoofd maak je een (tijd-)reis, gevoed door het mooie boekwerk, de ijle stem die leest en vertelt, de prachtige muziek van Nadah el Shazly, het videobeeld dat soms iets illustreert, maar meestal met een eigen kleur bijdraagt aan de sfeer in de schemerige ruimte. Een prachtige ode aan de poëzie en aan de kracht van de verbeelding is het, Constantinopoliad.

We lezen niet letterlijk Kaváfis’ gedichten, en schreef hij ooit het dagboek dat we hier (slim verbeeld) vinden als onderdeel van het grotere boekwerk? Deze aantekeningen over de bootreis naar Constantinopel, dichterlijke probeersels en  raadselachtige notities op half lege en uitgescheurde pagina’s? Zag hij onderweg de dochters van de zeegoden door zijn oogharen, en ontmoette hij uiteindelijk zijn Griekse tijdgenoot, de astronoom Antoniadi in die smeltkroes Constantinopel?

Wie weet kwam hij terecht in de wijk die Sister Sylvester nu de hare noemt in het huidige Istanbul en waar veel queers wonen. Al bladerend komen landschapstekeningen voorbij, een schets van een moskee, een mijmering over de Akropolis, mythologische wezens, homo-erotische verwijzingen – we scheren rakelings langs ervaringen en plaatsen, efemerisch, met sfeer, weg van waar je net was, van wat je wilde aanraken, steeds op reis, onderweg.

Zoals Kaváfis, de zelfkritische dichter, de Griekse koopmanszoon die na een periode in Engeland graag onder zijn Engelse naam Cavafy door het leven ging, en die na de Constantinopel-reis terug in Alexandrië nauwelijks meer echt van zijn plaats kwam – behalve dan in zijn poëzie. Onzichtbaar onderweg.

Foto: Zachary Schulman