Met haar regie van De uren bij Internationaal Theater Amsterdam maakt Eline Arbo duidelijk wat een aanwinst zij is voor het grotezaaltoneel. Haar muzikaliteit en haar vermogen om (inter)menselijk gedrag met warmte te duiden voegen een wezenlijke kwaliteit toe. In haar ensembleregie blijven de acteurs weg van al te cerebraal of uitvergroot spel. Hun personages wekken reikend, trillend en zingend met heel hun gevoelige wezen nieuwsgierigheid en sympathie op.  

Het verhaal van Michael Cunninghams roman De uren, waarop de voorstelling is gebaseerd, vervlecht de levens van schrijfster Virginia Woolf in 1923, huisvrouw Laura Brown in 1949 en redacteur Clarissa Vaughn in 1998. Alle drie lijden ze omdat het soms voor een mens onmogelijk blijkt om het leven te omarmen.

Waar een schrijver in een boek niet anders kan dan de drie levens telkens in losse hoofdstukken apart van elkaar te tonen, kan de theatermaker ze letterlijk door elkaar heen laten lopen op het toneel. Dat intensiveert het gevoel dat hun levens op elkaar inwerken. Arbo zet Steven van Watermeulen daarbij in als spil; ze voegt hem toe als ‘de schrijver’, maar hij speelt ook de zoon van Laura en de grote liefde van Clarissa.

Door Van Watermeulen vanuit zijn vertellerspositie een stap te laten zetten in het midden en hem te laten plaatsnemen aan de keukentafel voor een ontbijtscène met Laura, gooit Arbo de eerste draad uit van een web van verbonden levens. Ineens is Van Watermeulen het kind, met ogen die angstvallig naar zijn moeder reiken en een lichaam dat kleiner lijkt doordat het er zo op gespitst is om bij haar geen fouten te maken. De acteurs maken stuk voor stuk nieuwsgierig met sterk spel: Chris Nietvelts Virginia Woolf kan niet eten, zo zit ze in haar hoofd; Ilke Paddenburg moet elke moederlijke handeling eerst bedenken voordat ze haar kan uitvoeren, en Marieke Heebink dwingt zichzelf tot energie voor twee in de hoop haar grote liefde in leven te houden.

Majd Mardo (schitterende zangstem!) en Sinem Kavus wisselen intussen haast naadloos af tussen het spelen van een echtgenoot, buurvrouw of zus en het maken van de rake live soundtrack met onder meer muziek uit de Netflix-serie Vikings en van Agnes Obel.

De spelers staan in een warm geel decor op een draaischijf voor een halfronde achterwand. Keukentafel, garderobekast, badkuip, bed en keukenblok zijn daarop zo door elkaar geplaatst dat het een abstractie van een interieur blijft (scenografie: Pascal Leboucq). Zo kan Heebink in 1998 in de weer in haar keuken met bloemen en hapjes, terwijl in 1923 Virginia probeert haar demonen voor te blijven bij het schrijven van haar roman Mrs Dalloway.

De lichamen op een draaiende ondergrond geven beeld aan het gevoel van Virginia, Laura en Richard dat de wereld in een bepaalde groef zit die zij maar niet te pakken kunnen krijgen. Het onvermogen van Laura om zich te binden aan haar gezin wordt pijnlijk onderstreept wanneer de kleine Richard met verstikte angst in zijn stem zegt: ‘Ik hou van jou, mama!’ en zij met zoekende ogen antwoordt ‘Ik ook van jou hoor…’, terwijl ze staande op de draaischijf van hem wegdrijft.

Met veel focus op het lichaam roept de voorstelling het naderende onheil op. Nietvelt trilt van de hoofdpijn, Paddenburgs lippen reiken naar die van haar buurvrouw, Heebink strekt zich wankel naar de doodzieke Richard. De drie vrouwen doen voor hun omgeving alsof het wel gaat, maar het lichaam verraadt hun strijd. Arbo geeft hen permissie zich te uiten; ze laat ze eenmaal samen zingen. Ze draait alle kleur van geel naar blauw en laat de draaischijf zwiepen en tollen; de achterwand vliegt omhoog en tegen de kale stenen van de schouwburg schallen die drie stemmen, één vol en doorleefd, één jong en sterk, en één als een eeuwige onderstroom die onverbiddelijk trekt.

Foto: Dim Balsem