In zijn nieuwe voorstelling goochelt Robert Icke met de bekende gegevens uit het Nieuwe Testament. Judas is in zijn versie geen zondebok, maar een complex personage, fenomenaal gespeeld door Hans Kesting.

Onlangs is er een ‘Evangelie van Judas’ ontdekt, waarin Jezus aan Judas vraagt om hem te verraden. Daarmee komt de rol van Judas in een totaal ander perspectief te staan: in plaats van een vuile verrader, is hij Jezus’ meest trouwe volgeling. Icke baseerde zijn nieuwe tekst, zeer vrij geïnterpreteerd, op dat nieuwe Evangelie van Judas. Judas ging bij Internationaal Theater Amsterdam in première op Palmpasen, de eerste dag van de lijdensweek, de week waarin het lijden, sterven en verrijzen van Jezus Christus wordt herdacht.

Hoe zit het ook alweer? In de evangeliën wordt Jezus, die zich met zijn volgelingen schuilhield tijdens het Laatste Avondmaal, verraden door een kus van Judas. Daardoor wordt hij gevangengenomen, gemarteld (de Kruisweg) en sterft hij (om op Pasen, aldus de rooms-katholieke kerk, te herrijzen uit zijn graf). Judas is simpelweg de slechterik, de gemene verrader.

Icke schetst in zijn voorstelling het verhaal van die laatste paar dagen van Jezus en zijn overgebleven volgelingen. Nu ze in de stad zijn aangekomen, waar de Romeinen heersen, moeten ze zich schuilhouden. De volgelingen zijn behoorlijk in de war en opgefokt, in afwachting van een plan van de Messias (Jezus), die niet veel van zich laat horen, afgezien van het gebod om te vasten. Het leidt tot onderling geruzie, want de een wil onderhand weleens actie – explosieven aanbrengen bij de Tempel van de Romeinen– en anderen willen waardig wachten op het woord van de Messias.

Het decor (scenografie: Hildegard Bechtler die al eerder met Icke werkte bij ITA in Oedipus, Kinderen van Nora en De dokter) bestaat uit een grote grauwe ruimte met ongestucte muren; aan de ene kant een keukenblok, aan de andere kant wat simpele kraantjes. Er is een intercom; alleen wie het wachtwoord weet, wordt binnengelaten. En er is een trap naar boven waar Jezus meestentijds verblijft, soms neemt hij een apostel mee naar boven.

In de beginscène staat Kesting helemaal alleen in het midden van de ruimte; frontaal op zaal; hij vraagt zich af waar te beginnen, hoe te beginnen. ‘Eerst was ik kwaad, maar nu voel ik niks. Ik zou het gevoel moeten hebben dat er grote veranderingen hebben plaatsgevonden.’ In het vervolg zien we het verhaal zoals Judas het heeft onthouden, flarden herinneringen. Af en toe keert hij terug naar het publiek en herhaalt hij: ‘Waar te beginnen?’

Het personage van Judas krijgt in Ickes versie meer contouren: zo worstelt Judas met schuldgevoelens ten opzichte van zijn vrouw Sarah (Chris Nietvelt). In plaats van zijn laatste geld te besteden aan een laatste rustplaats voor hun gestorven zoontje, heeft hij zijn laatste twee zilverstukken uitgegeven aan woeste seks met Maria Magdalena (Ilke Paddenburg). Een leugenaar noemt hij zichzelf, een waardeloze leugenaar.

Judas worstelt al evenzeer met zijn verhouding tot Jezus (Jesse Mensah) en hij gaat uiteindelijk praten met Kaiafas (Hugo Koolschijn), in het authentieke verhaal de Joodse hogepriester die verantwoordelijk was voor de veroordeling tot de dood door kruisiging. Als Kaiafas hem laat weten waar zijn dode kind is begraven, kan hij misschien voor informatie zorgen over de schuilplaats van Jezus.

In onnavolgbare gesprekken, vooral tussen Jezus en Judas, wordt een complex web geweven waarin de begrippen waarheid en leugen, verraad en (on)trouw telkens een andere betekenis krijgen. Daar krijgt de voorstelling ook irritante trekjes: er wordt quasi-diepzinnig gefilosofeerd over de zin en de betekenis van het leven – ‘Wat is een ei?’, vraagt Jezus –, over de kunst van het verhalen vertellen en over zaadjes en graankorrels.

Er wordt gegoocheld met bijbelse verwijzingen, maar de hele geschiedenis van Judas en het laatste Avondmaal neem je vooral ter kennisgeving aan. Het raakt nergens. Ook de dynamiek tussen de apostelen is, hoewel leuk om naar te kijken, in wezen niet van belang voor de voortgang van het verhaal. De voorstelling zit barstensvol symbolische verwijzingen. Zo wast Maria Magdalena de voeten van Jezus met (hele dure) olie, maar al is het een mooi beeld, de scène roept vooral vragen op. Waarom doet zij dat? Met geld dat ze verdiend heeft met seks met Judas en anderen? Waarom geeft zij aan het eind al het geld dat Judas haar heeft betaald (dertig zilverlingen, het bedrag dat volgens de bijbel Judas opstreek voor zijn verraad) terug aan Judas? En veel meer vragen.

De meeste ontroering is er wanneer het gaat om de verhouding van Judas met zijn geliefden: zijn vrouw Sarah met wie hij een verleden en een enorm verdriet deelt en Maria Magdalena, die hij betaalt voor seks maar oprecht liefheeft.

Anders dan in zijn vorige werk, dat vrijwel altijd gebaseerd was op (weliswaar soms heel vrije of radicale bewerkingen van) highlights uit de westerse cultuurgeschiedenis (van Oresteia tot Maria Stuart, Kinderen van Nora en Oedipus), stukken met een duidelijke dramatische lijn, een begin, midden en eind, is Judas gebaseerd op een conceptueel idee dat nergens beklijft. Problematisch is vooral het personage van Jezus aan wiens gedrag geen touw valt vast te knopen. Nu eens is hij een mystieke taal uitslaande zwatelaar, dan weer een psychiatrische patiënt die totaal in de war is en tegen zichzelf in bescherming moet worden genomen en dan ook nog een manipulator die af en toe een beschermeling mee naar boven neemt, daarmee onrust en achterdocht zaaiend in de groep. (Het kan ook nog zijn dat ik het allemaal niet heb begrepen en dus niet klaar ben voor de verlossing.)

De grote vraag is en blijft: waarom deze nieuwe blik op Judas? De voorstelling geeft weliswaar Judas een menselijk gezicht, maar de achterliggende vragen over schuld en boete, trouw en verraad worden niet beantwoord. Waar De dokter, zijn meest recente regie bij ITA, ook een echt ideeënstuk was, ging het daar wél om dilemma’s en vraagstukken van filosofische aard, die tot leven kwamen en raakten.

Dat is jammer want er wordt fenomenaal gespeeld door het hele ensemble, maar vooral door Kesting. Zoals hij daar staat in die beginscène, met zijn grote lijf ietwat gebogen, zijn handen onhandig neerhangend, zijn ogen droef; een grote, treurende, goedhartige lobbes die je onmiddellijk alle eventuele zonden zou vergeven.

Foto: Dim Balsem