Bestaat hij eigenlijk nog wel, de valse nicht? Of heeft de Nederlandse maatschappij zich dusdanig ontwikkeld dat zijn bestaansrecht niet meer opportuun is, nu er op allerlei andere manieren kritiek geleverd kan worden op de heteronormatieve maatschappij?

Aan de vooravond van Amsterdam Pride worden in de nieuwe Nederlandse musical De mol en de paradijsvogel twee verhaallijnen van queer-persoonlijkheden met elkaar verweven. De ene lijn is geworteld in het (recente) verleden en vertelt het verhaal van de carrière van televisiepersoonlijkheid Albert Mol die in de jaren zestig van de vorige eeuw de eerste homo was die daar en plein public voor uitkwam. De andere speelt in de actualiteit en vertelt het verhaal van een Syrische vluchteling en de moeilijkheden die hij ondervindt om een carrière als dragqueen op te bouwen in Amsterdam, het paradijs van zijn dromen. Afwisselend zien we scènes uit beide levens, die aan het eind samenkomen in een soort niemandsland.

De geschiedenis van Albert Mol wordt van verschillende kanten belicht. Zowel zijn rol als voorvechter als die van hofnar van de Nederlandse vermaakindustrie, worden in al hun complexiteit op het toneel gezet. Ook de prijs die betaald moest worden om zo voor de pride-troepen uit te lopen als hij deed, wordt eveneens helder over het voetlicht gebracht. Laus Steenbeeke slaagt er voortreffelijk in Mol in al zijn gelaagdheid gestalte te geven. Dat hij daarbij alle sentimentele valkuilen die aan het genre kunnen kleven zorgvuldig vermijdt, onderstreept zijn kwaliteiten als acteur nog eens dubbel.

De productie raakt slechts heel lichtjes aan de historische context, die voor een goed begrip van het verschijnsel Albert Mol misschien wel onmisbaar is. Millennials zullen zich niet makkelijk een maatschappij kunnen voorstellen zonder social media en met slechts twee televisiezenders, waardoor elk controversieel optreden de volgende ochtend nationaal nabesproken werd in kantoren en kantines doorheen het hele land. Albert Mols publieke coming out op de televisie in 1969 moet wel tegen deze achtergrond gezien worden.

De efficiënte en geestige teksten van schrijver en regisseur Daniël Cohen, met name in de scènes waarin Albert Mol samen met Wim Sonneveld optreedt of discussieert, schetsen een vermakelijk maar ook inhoudelijk interessant beeld van de uiteenlopende manier waarop deze twee persoonlijkheden hun homoseksualiteit beleefden.

Frans Mulder levert ook prima tegenspel als de gereserveerde Sonneveld. Renée de Gruijl weet zowel als moeder Mol – met veel aplomb – als als echtgenote Mol genuanceerd sympathie op te wekken. De verhaallijn van Mol is zo met veel nuance neergezet en vormt de geslaagde kern van deze productie.

Het genre musical is misschien niet het meest geëigend om uitputtend de problematiek in beeld te brengen van vluchtelingen die vanwege hun homoseksualiteit in hun eigen land bedreigd worden. Op zich is het goed mogelijk, misschien zelfs wenselijk om heikele thema’s met een lichte toets te behandelen, maar in deze voorstelling blijft de verhaallijn van vluchteling Wassim te veel aan de oppervlakte steken, en dat terwijl het thema ‘homonationalisme’ in dit verband zeer actueel is. De voortdurende verrechtsing van Europa gaat onstuitbaar door.

In één enkele scène worden alle discussies rondom bestaande oordelen en vooroordelen samengeperst. Daar blijft het verder bij en de scènes waarbij Wassim steun zoekt bij zijn oudere mentoren Bob en Leo blijven schetsmatig. Silyan ElKattabi’s reikwijdte als acteur was op de première nog wat beperkt, zijn ietwat bedeesde présence mag nog wel wat ruimte veroveren en meer persoonlijkheid tonen.

Een ensemble van 6 performers danst en zingt en neemt daarnaast ook andere rollen voor zijn rekening, zoals die van de jongere versies van de protagonisten. De reus met stentorstem Milan van Weelden speelt met veel tederheid Mols partner met wie hij decennia lang heeft samengeleefd. De gedanste ensembles zijn vaak nogal oppervlakkig gemotiveerd en het choreografische materiaal gaat ook niet veel verder dan wat voor de hand liggende campy clichés. De zwarte uniforme kostuums van het ensemble voegen weinig reliëf toe. Het lijkt erop alsof een aantal dramatische scènes niet op eigen kracht overeind konden blijven en gelardeerd moesten worden met alweer een showdansje.

Aan de vormgeving is sowieso geen overdreven aandacht besteed. Enkele meubelstukken geven het idee van een interieur aan, er zijn niveauverschillen die de mise-en-scène kunnen verlevendigen, gordijnen bakenen het speelveld af, bij tijd en wijle wordt de rookmachine aangezet en dat is het.

Muzikaal doet het combo van drie instrumentalisten, prominent op toneel aanwezig, voortreffelijk zijn werk, niet in de laatste plaats door het feilloze gevoel voor timing van de vocale performers, waardoor de voorstelling zonder haperen muzikaal voortrolt. Jan Groentemans ironiserende citaten en verwijzingen zijn smaakvol verwerkt in de composities. Het nummer Spreid je veren, als het lijflied van zowel de mol als de paradijsvogel, fungeert als een opwekkend leitmotiv voor zowel de voorstelling als het hele aanstaande Pride-feest en is waarschijnlijk doelbewust als zodanig ingezet aan het eind van de voorstelling. Verleden en heden ontmoeten elkaar in een optimistische slotscène die verwijst naar een mogelijke en hoopvolle toekomst.

Foto: Liza Kollau