Ceci n’est pas une revue. Nee, dit is geen recensie. Dat zou ook niet kunnen, want De Mol en de Paradijsvogel is nu nog een werkvoorstelling. Maar de pers is wel officieel uitgenodigd. Volgend jaar gaat De Mol pas echt door Nederland toeren. Maar we kunnen er toch al veel over zeggen, want de voorstelling ziet er nu al heel mooi uit. Maar nee, nog geen recensie dus.

Vooraf legt schrijver-regisseur Daniël Cohen het ook nog eens uit, terwijl de spelers, muzikanten en souffleur (die de hele avond niet nodig was) ongedwongen het podium op stappen. We mogen van Cohen geen kant en klare musical verwachten die rijp is voor de première in Carré. In de Angelsaksische theaterwereld doet een nieuwe musical er soms wel zeven of meer jaar over om van de eerste openbare probeersels in een achterafzaaltje naar Broadway of West End te komen.

Nu is DeLaMar West zeker geen achterafzaaltje, ook al staat deze dependance van het grote DeLaMar in Amsterdam Nieuw West, dat (nog) niet bekend staat als het bruisende culturele hart van Amsterdam. In dat nieuwe, goed geoutilleerde theater is ruimte voor producties waar nog stevig aan geschaafd moet worden. Schrijvers, choreografen, muzikanten en spelers kunnen daar in alle rust aan de gang, maar ze hebben toch wel reacties van publiek nodig om de eventuele minpunten om te buigen. Dus roept Cohen het publiek in de eerste korte speelperiode op om de QR-code te scannen die overal in het theater te vinden is en (als je wilt) anoniem commentaar te leveren.

Aan de reacties in de foyer te oordelen zal het waarschijnlijk om details gaan, want De Mol en de Paradijsvogel is het stadium van de steigers al duidelijk ontstegen. De Mol in de titel slaat op danser-acteur-schrijver Albert Mol, die in 1969 in de goed bekeken talkshow Een Groot Uur U de homo-emancipatie een enorme duw gaf. Presentator Koos Postema vroeg Mol op de man af of hij, net als zoveel artiesten, homoseksueel was. Mol wenkte naar de camera, die hem in close-up nam en zei tegen de kijkers: ‘Als u belooft het niet verder te vertellen…. Ja!’ Daarmee was Mol de eerste bekende Nederlander die openlijk voor zijn geaardheid uitkwam in de tijd dat Artikel 248bis van het Wetboek van Strafrecht nog steeds van kracht was: ‘De meerderjarige, die met een minderjarige van hetzelfde geslacht wiens minderjarigheid hij kent of redelijkerwijs moet vermoeden, ontucht pleegt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar.’

In tegenstelling tot bijvoorbeeld zijn goede vriend Wim Sonneveld (in de musical gespeeld door Frans Mulder, die in het echte leven weer een goede vriend was van Albert Mol) voelde Albert Mol er niets voor om als mol door het leven te gaan. Vooral als panellid van het televisiespel Wie van de Drie liet Albert Mol de kijkers regelmatig meegieren om zijn homoseksueel getinte commentaar. Het is jammer dat de meeste Nederlanders hem daarom meer leerde kennen als de homo-clown dan als de serieuze danser-acteur, die hij zeker ook was.

Pas in 1996 kreeg het grote publiek in de gaten dat er meer achter ‘Malle Appie’ zat toen hij een oude vrouw speelde in Fout in 45, een docu-drama van Arjan Ederveen. Voor deze rol kreeg Mol, die door Ederveen werkelijk overgehaald moest worden omdat Mol bang was om te falen, eindelijk veel waardering als acteur. Na zijn overlijden in maart 2004, slechts een half jaar na de dood van zijn grote liefde, de Amerikaan Guerdon Bill (Geurt), zei Freek de Jonge: ‘Je zou eigenlijk drie kisten op het toneel kunnen zetten. Om vervolgens een panel bestaande uit Kees Brusse, Martine Bijl en Joop Braakhekke te laten raden in welke kist de echte Albert Mol ligt.

Het is vreemd dat niemand zich ooit aan een degelijke Mol-biografie heeft gewaagd. We hebben niet meer dan de biografische schets Tony van Verre ontmoet Albert Mol, de documentaire Malle Appie van Karin Junger uit 2003 en natuurlijk de vele boeken van Mol, waaronder de bestseller Wat zien ik over het leven in de rosse buurt van Amsterdam.

De Mol en de Paradijsvogel is zeker ook geen overvolle biografie die de hoofdrolspeler (Laus Steenbeeke) volgt van zijn geboorte in 1917 in het Amsterdams Huis voor Gevallen Vrouwen tot aan zijn dood in 2004 in het Gelderse Laren, maar zoomt in op de vraag wanneer je als homoseksueel echt een veilige plek in de samenleving kunt vinden. Want ook Albert Mol kende die onzekerheid. In het homocircuit klonk toch vaak de kritiek dat zijn ‘overdreven gedoe’ de homo-emancipatie niet hielp.

Met die acceptatie-vraag komt ook de homoseksuele Syrische vluchteling Wassim (Samir Hassan) in beeld, die dacht in Nederland in het homoparadijs te komen, maar die wel in de Pride Week in elkaar wordt geslagen, omdat een groep Noord-Afrikaanse jongens zijn al te vrouwelijke uitdossing niet aanstaat. Het personage Wassim is losjes gebaseerd op de Marokkaanse jongen Saïd Zankoua, die in de Utrechtse buurt Kanaleneiland constant in elkaar werd geslagen vanwege zijn geaardheid en in het Amsterdamse nachtleven terecht kwam. Hij is uiteindelijk in 2020 overleden aan epilepsie, een aandoening die het gevolg was van al dat geweld.

De twee levenslijnen van de mannen, die elkaar in het echte leven niet hebben gekend, komen in de voorstelling pas ver na de pauze bij elkaar. Het zou een van de commentaren van het publiek kunnen zijn naar de makers, om die twee levens toch al iets eerder te mengen. En als we dan toch nog iets mogen opmerken: het deel voor de pauze duurt wel héél erg lang. Het uitbundige nummer ‘Vertrouw op mama’ (Renée de Gruijl), waarin Mol op aanraden van zijn moeder al zijn tanden laat trekken, omdat een kunstgebit meer artistiek verantwoord is, zou een geweldig pauzenummer kunnen zijn. En laat dat Franse stuk er dan maar uit, waarin Mol met zijn eerste vriendje Faan Nijhoff (zoon van de bekende schrijvers Martinus en Netty Nijhof) het Parijse nachtleven induikt waar een tamelijk hysterische ‘paardendans’ populair is. Dat levert niet zoveel op.

Maar…, dit is geen recensie hoor.

Foto: Liza Kollau