In Commitment phobe onderzoekt performancekunstenaar Ira Brand de waarde van twijfel en het niet-zeker-weten.

Halverwege de voorstelling, als de spelers al enige tijd bezig zijn om samen een vreemdsoortige machine op te bouwen, vraagt Tiana Hemlock-Yensen zich opeens af of ze wel de juiste persoon op de juiste plek is. Had maker en medeperformer Ira Brand niet beter iemand kunnen vragen die net zo veel twijfelt als haar, in plaats van iemand als Hemlock-Yensen, die zichzelf toch als een persoon met meer zekerheden ziet?

In Commitment phobe stelt Brand inderdaad de schoonheid en het nut van twijfel en het niet-zeker-weten centraal. Op een speelvloer vol met touwtjes en haakjes die uit het grid hangen loopt ze eerst naar voren en vertelt ze dat ze vaak opstaat met het gevoel dat alles wat ze de dag ervoor heeft gedaan en gezegd misschien wel niet goed was, en dus eigenlijk in een continue staat van onzekerheid leeft. ‘But then’, zegt ze, ‘I came to the theatre.’

De resulterende voorstelling kan zowel worden opgevat om een poging om de twijfel te bezweren, of om haar juist te vieren. Samen met Hemlock-Yensen draagt Brand een heleboel voorwerpen het podium op, waarmee ze vervolgens een heuse Rube Goldbergmachine bouwen. Ondertussen horen we op de voice-over anekdotes waarin steeds onzekerheid de hoofdrol speelt. Zo vertelt Brand over een seksuele ervaring waarin haar partner haar om haar consent vroeg, maar zij zo onzeker was over wat ze zelf eigenlijk wilde dat ze uiteindelijk maar stamelde ‘I’m turned on by ambiguity’. Of de keer dat ze hoort dat een vriend van haar van ‘abusive behaviour’ wordt beschuldigd, en ze zich, onzeker over de feiten, gedwongen voelt om een positie in te nemen.

Zo snijdt Brand een boeiend en complex thema aan: hoe moeten mensen die minder zeker zijn van hun zaak zich staande houden in een wereld waar steeds een beroep op zeker-weten wordt gedaan? Met aan de ene kant een sterk gepolitiseerde samenleving waarin je steeds gevraagd wordt duidelijk een kant te kiezen, en aan de andere kant een sociale cultuur die predikt dat je goed je grenzen en wensen moet kunnen aangeven – waar blijft de ruimte voor ambiguïteit of ambivalentie dan nog?

Brand neemt geen expliciet politieke positie in, en richt zich vooral op haar eigen worsteling met het vraagstuk. De machine die langzaam vorm krijgt valt dan ook te lezen als een soort steekspel tussen zekerheid en twijfel: aan de ene kant is de voltooide machine in potentie een volmaakt voorspelbare kettingreactie, aan de andere kant bestaat er altijd twijfel of het wel gaat werken zoals het is bedacht. Zo ontstaat een interessante spanning die voor het publiek vooral als Rohrschachtest werkt: hoe je ook over de waarde van twijfel en zekerheid, en over de kenbaarheid van de wereld denkt, je zult je eigen denkbeelden erin bevestigd zien.

In tegenstelling tot wat Hemlock-Yensen zegt is het daarmee júist een meesterlijke zet van Brand geweest om hen te casten – zo wordt de spanning die in de machine zelf aanwezig is ook door de twee performers belichaamd. Dat komt naar voren in hun continue overleg over het bouwen van de machine, maar nog mooier in een geleide meditatie waarin Hemlock-Yensen Brand meeneemt als die laatste het even allemaal niet meer weet.

Het levert een schitterend staaltje fysieke komedie op omdat Brand zo onzeker en self-conscious is dat ze zich maar niet kan overgeven aan wat er van haar gevraagd wordt. En zo wordt ook de titel prachtig geduid: om je aan een zaak, een relatie of een creatief proces over te geven, moet je de controle loslaten. Geestig wordt duidelijk dat Brand zélf moeite heeft om onzekerheid in haar leven toe te laten, en dat al haar twijfel juist uit angst voor het onbekende vandaan komt.

Jammer genoeg strekt Brands controledrift zich ook uit tot een noodzaak om de voorstelling letterlijk voor het publiek te duiden. Vlak voordat de machine uiteindelijk in werking treedt, legt Brand omstandig uit wat haar gedachten achter de voorstelling eigenlijk zijn. Het is zonde van de zorgvuldige opbouw, waarin het publiek alle ruimte heeft gekregen om de eigen gedachtes te vormen; maar gelukkig is het maar een kleine smet op een anderszins prettig tegendraadse voorstelling.

Foto: Bete van Meeuwen