Het moet voor ieder kind een overweldigende en vreemde ervaring zijn: een opname in het ziekenhuis. Hoeveel begrijp je op kinderleeftijd van het waarom van je verblijf, besef je wel hoe lang je daar ligt of wat ze daar met je gaan doen? En in Den Bosch, waar de première van De Stiltes Bosch in bed (8+) plaatsvindt, heet het ziekenhuis dan ook nog eens Jeroen Bosch. Werp als kind een blik op zijn werk en de wezens en werelden die hij schiep nestelen zich al snel in je dromen. Deze voorstelling speelt op subtiele wijze met de associaties die deze connectie kan oproepen.

In het Boschjaar 2016 zag ik al eerder dansvoorstellingen met verwijzingen naar de beroemde schilder uit de stad. Maar het is een verademing dat het er hier eens juist niet zo dik bovenop ligt. Het podiumbeeld van Bert Vogels is sober met een lichtblauwe vloer en twee paar doorzichtige witte gordijnen. Twee ziekenhuisbedden rijden op en af. Een paar zelfgebouwde toeters en een cape met grote kap vormen de meest letterlijke verwijzing naar de schilderijen.

Saxofoonkwartet Artvark speelt een cruciale rol. Bart Wirtz, Rolf Delfos, Mete Erker en Peter Broekhuizen staan niet alleen op de vloer als muzikant, zij en hun instrumenten worden ook volop ingezet als medespelers in het verhaal van het meisje dat moet worden opgenomen voor een operatie. De muziek beweegt mee met die verschillende rollen; nu eens vormt ze een achtergrond bij een stuk choreografie, dan weer fungeren de saxofoons als stem, als ademhaling of als lichaamsdeel. Zo blazen ze de kijkers van de ene werkelijkheid in de andere. Het levert een fijne dynamiek op.

De voorstelling telt een aantal droomachtige beelden, gemaakt met heel alledaagse middelen, die blijven hangen. Zo is er een verpleegster in een lange jas met een merkwaardig bolle bips. Zij zorgt dat het angstige zieke meisje, gedanst door Wiktoria Czakon, kan slapen. Onder haar jas heeft ze heel grote, vliesdunne vleugels die ze zwevend als een fee om het kind heen kan slaan. Ze zijn gemaakt van tuindersplastic. In de operatiekamer, letterlijk met veel toeters en bellen neergezet, is een glansrol weggelegd voor een wc-rol. Twee verpleegsters zijn vergroeid met de nachtkastjes.

De dans van choreograaf Jack Timmermans beeldt hier een duidelijk verhaal uit in een reeks scènes met een kop en een staart. Het dansidioom ligt vaak heel dicht bij alledaagse bewegingen maar wisselt licht en vlot naar liftwerk of korte synchrone duetten. Af en toe is het spel slapstick-achtig en hier en daar kort kluchterig. Meer abstractie zit in het deel waarin het kind de operatie ondergaat en een lange narcosedroom heeft.

De ziekte, eerst eng en onaantastbaar zijwaarts voortbewegend onder de Jeroen Bosch-cape met kap, dan springend en speels over de hele vloer, wordt gedanst door Mirella de Almeida Castagna. Ze heeft soms voeten waar haar gezicht zou moeten zitten, haar armen zijn een scherpe snavel die dreigend uit de kap steekt. Het patiëntje moet van haar zien los te komen. Maar zo gemakkelijk geeft ze niet op. De dokter en zijn assistenten hebben er een flinke kluif aan, de matrassen vliegen over de vloer, de saxofoons trekken alle registers open, het bed glijdt als een narrenschip door het donker van de droom.

En, zoals dat op je overkomt als je klein bent, even plotseling is alles dan voorbij, het donker is verdreven, je ouders halen je op en je mag weer mee naar huis. En terwijl je naar buiten loopt barsten onder de gouden hemel de saxofoons uit in een vrolijk stukje ‘Land van Maas en Waal’. Zo zijn het opnieuw de saxofoons die voor een mooie overgang zorgen: al meeklappend komen we uit in het applaus.

Foto: Hans Gerritsen