Exploring Live Arts luidt de ondertitel van Beyond the Black Box, het Amsterdamse festival dat werk toont dat met de formaten en de regels van het traditionele theater en de traditionele zaalopstelling speelt. Onderscheid tussen disciplines en methoden binnen de live arts wordt vrolijk genegeerd of juist uitgespeeld, zoals ook de conventies van andere vakgebieden binnen en buiten de kunst, van sociale geschiedenis tot milieukunde, worden geëxploreerd.

Daar horen ook vragen over de situering van het publiek bij, dat vaak ín het werk zit. Vormen van uitwisseling met publiek uit andere vakgebieden worden overgenomen, zoals de lecture-performance geïnspireerd is op praktijken in de wetenschap, installatie- en tentoonstellingsvormen uit de beeldende kunst komen en er voorstellingen zijn die het informele samenzijn van een maaltijd of een wandeling gebruiken als basis voor het werk.

Niets nieuws hieraan, maar nog steeds is dit soort werk voor een breder publiek alleen toegankelijk via enkele festivals, zoals het kleine Beyond the Black Box of grotere festivals als Spring, Oerol en Festival Boulevard. De organisatorische en programmatische logica van de meeste theaterhuizen houdt, allicht naast de hogere kosten van voorstellingen voor kleine publieken, de spreiding van dit zeer diverse en spannende theateraanbod in Nederland tegen. De Brakke Grond vormt daar een uitzondering op, niet alleen geholpen door Vlaamse budgetten, maar ook vanwege een duidelijke visie op dit aanbod.

Rita Hoofwijk, die aangesloten is bij Space oriented Art Practices (SoAP) in Maastricht, doet dit jaar een wandeling met vijftien bezoekers, die buiten op het pleintje van De Brakke Grond begint. Het informele samen staan en wachten op de laatste, aanhollende bezoeker gaat geruisloos over in het vertellen van een verhaal over hoe anderen op dit pleintje gestaan en bewogen hebben, en over hoe het pleintje ooit is ontstaan.

Before the Black Box begint als een vrij klassieke rondleiding, maar wordt alras ook een commentaar op de toeristenrondleidingen, waarvan de binnenstad van Amsterdam vergeven is. Het stadsbestuur verbood daarom samenscholingen van meer dan vijftien mensen in het centrum, ‘vandaar de samenstelling van deze groep’, grapt Hoofwijk. Het klinkt als een understatement van een maker die altijd in haar werk de intimiteit zoekt met iedere toeschouwer. Een veel grotere groep zou natuurlijk een andere dynamiek en dus een andere ervaring veroorzaken, los van het feit of je hen zonder of met een micro- of megafoon kunt bereiken.

Naast de historische beweging van een dijkje vol nonnenkloosters (gebed zonder end) in de zeventiende eeuw naar een van de weinige pleintjes in de binnenstad van Amsterdam waar je nog zonder versterking een gehoor kunt toespreken, maakt Hoofwijk ook een andere beweging. Ze vertelt een Japanse mythe over een godheid die zich uit woede in een grot opsloot en het licht van de aarde meenam. Het is een dansende collegagodin die uiteindelijk de rampspoed weet te keren en het licht van de zon en de seizoenen weer terug in de wereld brengt. Hoofwijk houdt tijdens het vertellen een klein zwart doosje in haar handen, dat ze soms open doet, waardoor er ineens een fel licht uit haar handen schijnt.

Terwijl de rondleiding vervolgd wordt met een voor bezoekers van Beyond the Black Box en andere locatie-projecten in De Brakke Grond bekend wandelingetje, klinken de details die Hoofwijk voorafgaand meegaf door in de hoofden van de nu zwijgende groep. Van het pleintje gaat het via de steeg naar de Oudezijds Voorburgwal en terug het binnenterrein van De Brakke Grond op, via een oud poortje, dat zegt uit de zeventiende te zijn, maar pas in de negentiende eeuw daar gebouwd is, aldus Hoofwijk.

Schijnbaar losse, historische details (zoals over de datering van het poortje of over een schilderij dat je misschien kunt zien hangen bij de buren van De Brakke Grond – het hangt ervan af of ze thuis zijn en het licht aan is) nodigen uit tot langer en beter kijken, zoals je dat misschien wel in het vlakkevloertheater doet, maar niet per se op straat of in willekeurig welke sociale omgeving. Kunnen we als toeschouwers ons zwarte-doos-gedrag ook buiten die doos aanzetten, en omgekeerd, kunnen we naar de zwarte doos kijken als een omgeving?

Wanneer Hoofwijk vertelt hoe ze een week of twee op het pleintje voor De Brakke Grond heeft doorgebracht en zo dingen te weten is gekomen over wat zich er afspeelt – dingen die je niet zou vermoeden en die meer diepte geven aan de situatie dan deze in eerste instantie prijsgeeft – hoeft dat niet per se te verbazen, maar het is fijn om er nog eens aan herinnerd te worden. De tourguide die iedere dag water drinkt op het pleintje en dan in het Spaans haar groep vertelt over drie slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, blijft samen met de nonnen in mijn lichaam hangen. Maar dan verbindt Hoofwijk het kijken naar details in de gebouwde en sociale omgeving aan het bezoeken van een voorstelling vóórdat die open gaat.

Via het in reeds in het duister gehulde binnenterrein van De Brakke Grond, komen de bezoekers terecht in het donker van de Expozaal, waar projectoren voor de zoveelste keer nog eens worden afgesteld en Evelien Cammaert met collega’s de laatste hand legt aan haar installatie Glowachrome Garden. De bezoekers van Before the Black Box bevinden zich dankzij Hoofwijk nu in de bijzondere positie dat zij kunnen kijken naar die laatste voorbereidende minuten, voordat de show met stralende dia’s van natuurbeelden opengaat. ‘Tien minuten voor aanvang’, roept de zaalwacht. ‘Vijf minuten voor aanvang’, klinkt het nog eens.

De ingreep levert een omgekeerd spektakel op, van als toeschouwer getolereerd worden in een ruimte die ergens voor klaargestoomd wordt, met fluisterende medewerkers en technische beslommeringen, met opnieuw louter details, die echter indirect veel zeggen over wat er komen gaat en hoe het er nu eenmaal in toegaat in een zwarte doos.

Deze laatste, uiterst poëtische move doet meer dan toeschouwers vragen te kijken naar details en zich te realiseren dat iedere locatie een geschiedenis heeft, een context en conventies. Hoofwijk voert de aandacht en de omzichtigheid van het theater maken zelf op – op locatie, in situ – als een uiterst relevante manier van omgang met de oppervlakte, met de verschijning van de dingen en hun omgeving, de actuele context of de ondergrond. In dat opzicht laat ze haast het onderscheid tussen theater en andere locaties verdwijnen, hoewel ze ook heel mooi het onderscheid aangeeft. In het verhaal op het pleintje aan het begin verbond Hoofwijk de mythe van het licht aan de magie van het theater, terwijl er licht uit haar handen straalde.

Zoals veel makers op Beyond the Black Box zet Hoofwijk zachtjes aan tot reflectie. Ze probeert het proces van kijken en het luisteren te vertragen en te verbinden met de rest van de zintuigen en met het lichaam. Via die intensivering van het proces honoreert ze een zachte aandacht, voor zichzelf, voor haar publiek en ook voor collega-kunstenaars. Het lijkt wat ver te gaan om te stellen dat we in het duister leven en bevrijd moeten worden door een dansende godin die het licht terugbrengt. Maar de verbinding met de vraag wat we met al die zwarte doosjes aanmoeten en hoe de praktijk in die doosjes in verhouding kan worden gezien tot het leven erbuiten, is ineens een hele concreet voorstel.

Foto: Alex Heuvink